bij: Wijsh. 12, 13.16-19 en Rom. 8, 26-27 en Mt. 13, 24-43

Met de parabel van het onkruid tussen de tarwe wil Jezus aangeven dat Gods rijk hier op aarde nooit in zijn zuivere vorm voorkomt. De tarwe van het rijk Gods, van goedheid, van de Godsliefde, van de rechtvaardigheid is altijd vermengd met het onkruid van slechtheid, van goddeloosheid en onrechtvaardigheid. De wereld wordt hier en nu nooit het zuivere Godsrijk. Datzelfde geldt voor de Kerk. Dat is het instrument waardoor Christus het rijk Gods plant in deze wereld. Het is zijn heilige Kerk, met een heilige leer, met heilige sacramenten, met heel veel mensen die heilig leven, maar in die Kerk zijn ook altijd lauwe gelovigen, mensen die het niet waarmaken waar ze eigenlijk voor zouden moeten staan. Er zijn zondaars die op grove wijze ingaan tegen de eisen van het evangelie. Dat zijn, zegt Jezus, de kinderen van het kwaad. Ook in de kerk is onkruid tussen de tarwe.

Jezus laat er geen twijfel over bestaan wie de oorzaak is van dat onkruid. Het is Gods vijand, de duivel. De grote tegenstrever van God, die zolang de wereld duurt het zaad van zijn boosheid probeert te zaaien in de harten van de mensen. Het zaad van egoïsme, van goddeloosheid, van moreel verval.

Door deze parabel wil Jezus ons enigszins geruststellen. Immers ondanks het feit dat Jezus zijn evangelie heeft gebracht, ondanks dat we een Kerk hebben met de hoge idealen van het evangelie, zal het toch altijd zo zijn –vanaf het begin van de Kerk tot aan het einde van de wereld – dat er in die Kerk zondaars zullen zijn. Niet dat we het kwaad als zodanig gelaten moeten tolereren. We moeten het benoemen. We moeten het als onchristelijk afwijzen. Maar we moeten ons niet uit het veld laten slaan als het er is. Zo is deze wereld nu eenmaal, zo zijn de mensen; zo zijn wij tot op zekere hoogte allemaal. Wij zijn niet heilig; de kerk is weliswaar een heilige Kerk maar geen kerk van heiligen maar van zondaars. We moeten daar niet van schrikken. Niet denken: God heeft ons in de steek gelaten. Jezus zegt: zo is het nu eenmaal. Zo werkt de satan in de harten van mensen; zo beleven de mensen nu eenmaal hun vrijheid

Door deze parabel wil Jezus ook duidelijk maken dat goed en kwaad vaak met elkaar verweven zijn. Al te rigoureus  willen uitroeien van het kwaad zou ook wel eens het goede kunnen vernietigen. Heel de kerkgeschiedenis lang heeft de verleiding bestaan om een heel zuivere kerk van alleen maar heiligen te hebben en de rest buiten te gooien. Ook in onze tijd hebben sommigen de neiging bv alleen maar de praktiserende en kerkbetrokken gelovigen tot de Kerk te rekenen. Dat is niet volgens het evangelie. Betekent dat dat je geen eisen mag stellen? Natuurlijk wel! Maar je mag niet afschrijven, niet uitrukken. Want dan oordeel je over anderen. En het oordeel, zegt Jezus, komt alleen aan God toe. Onkruid en tarwe moeten naast elkaar opgroeien tot aan de oogst. En de oogst is het oordeel van God. Tevoren is er nog kans te bekering. Alleen God ook kijkt in het hart van de mens en kan oordelen. Dan pas wordt door God zelf het echte onkruid van de tarwe gescheiden. De tarwe wordt opgeslagen in de schuren. Dat wil zeggen de goede worden toegelaten in de hemelse vreugde. Het onkruid wordt verbrand, symbool van de eeuwige verwerpen.

De les van dit evangelie is: oordeel niet over anderen; zorg dat jezelf rechtvaardig en goed leeft; dat je je opdracht in het leven waarmaakt, dan mag je erop rekenen dat Christus belofte eens aan je waar wordt: dan zullen de rechtvaardige in het koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon. Amen.