bij: 1 Kon. 3, 5.7-12 en Rom. 8, 28-30 en Mt. 13, 44-52

Evenals de vorige zondagen verhaalt Jezus vandaag hele gewone duidelijke voorbeelden die passen in het alledaagse leven van zijn toehoorders. Een dagloner zoals er zoveel zijn in Israël, doet uur na  uur zijn routinewerk op de akker van zijn heer. Niets is van hem, de akker niet, de ploeg niet en ook niet de os die de ploeg trekt. Plotseling stoot de ploegschaar op iets hards. En als hij dan, bang dat de ploeg beschadigd is, wat beter kijkt, ziet hij in de grond een verweerde kist, die een schat blijkt te bevatten. Hij heeft een schat gevonden maar die is niet van hem. Volgens geldend recht is die schat van de bezitter van da akker. Maar dan ziet de dagloner de kans van zijn leven. Hij moet die akker hebben. Hij verkoopt al zijn bezittingen om geld genoeg te hebben de akker te kunnen kopen. Zijn buren denken dat hij gek geworden is, maar wie het laatst lacht, lacht het best. Ze zullen moeten erkennen, dat wat dwaas leek, juist de verstandigste daad van zijn leven was. En het andere verhaal lijkt erop. De koopman die een parel ontdekt van onschatbare waarde. Hij geeft alles op om die unieke parel in zijn bezit te krijgen. Zo is het, zegt Jezus met het Rijk der hemelen. Het rijk der hemelen: daar bedoelt Hij mee: het heil dat God ons aanbiedt: zijn kinderen te zijn, eeuwig leven, in God geborgen zijn. Dat is in onze wereld niet vanzelfsprekend. Niet iets wat iedereen zomaar vanzelf heeft. Uit onszelf hebben we geen eeuwig leven, zijn we geen kinderen van God. Het Rijk van God is niet iets waarin we automatisch leven. Het is een kans die we kunnen grijpen, een aanbod van God. Het Rijk van God is ook niet zo overweldigend aanwezig is onze wereld, dat we er  niet omheen kunnen. Het is veeleer verborgen in de wereld als een schat in de akker, als een parel die je moet zoeken. God zelf is immers niet spectaculair in de wereld aanwezig, en ook Jezus is niet  de stralende Zoon Gods waar niemand omheen kan. Er zijn dan ook genoeg mensen die zeggen: ik kom God niet tegen, Jezus: een aardige idealistische man. En zo gaan er velen over de akker van de wereld die er geen idee van hebben wat voor een schat erin verborgen is. Maar vroeg of laat stoot men op die schat, die in de akker van de wereld verborgen ligt. Men komt in contact met het evangelie: men hoort de boodschap van de kerk, men ontmoet een volgeling van Jezus of ook onrechtstreeks: men maakt dingen mee in het leven die erom vragen dat men dieper graaft, dat men vraagt naar het hoe en het waarom. Men stoot dan op schat, op Gods aanbod in Jezus Christus. Maar stoten op de schat, het aanbod ontdekken, dat is nog maar het begin. Je moet er alles voor over hebben om die schat in.je bezit te krijgen. Het Koninkrijk Gods is niet goedkoop. Je kunt niet God dienen en de mammon; wie mijn volgeling wil zijn, moet zijn kruis opnemen en Mij volgen. Dat is de hoge prijs voor het koninkrijk Gods. Je moet er al het andere voor verkopen, dat wil zeggen het er aan ondergeschikt maken. Anders gaat het rijk Gods je neus voorbij. Het evangelie spoort ons aan, ons die de schat in de akker ontdekt hebben, om na te gaan of de prijs die we betalen wel hoog genoeg is. Of we alles aan Christus en zijn evangelie ondergeschikt maken. Want pas dan is de schat van God echt in ons bezit, de schat die kostbaarder is dan welke schat ter wereld ook. Amen.