bij: Ex. 12, 1-8.11-14 en 1 Kor. 11, 23-26 en Joh. 13, 1-15

Op de avond voor zijn lijden, zich ten volle bewust van zijn naderende dood geeft Jezus ons zijn testament. Hij vat zijn leven en zijn werk samen en geeft het aan ons als een blijvende gedachtenis: “doet dit tot mijn gedachtenis”. Nu kan het woord gedachtenis bij ons misverstand oproepen. We zijn daarbij geneigd te denken aan iets uit het verleden wat we in herinnering roepen maar wat eigenlijk in het verleden ligt, wat voorbij is. Dat verstaat de bijbel niet onder gedachtenis: het is veel meer dan zomaar terugkijken. Bijbels gedenken betekent, dat het verleden hier en nu werkelijkheid wordt. Het gebeurt opnieuw, het is nu aanwezig. Zo vierden de Joden het paasmaal niet als een herinnering aan het verleden, als een herinnering aan de uittocht uit Egypte. Ze werden door die maaltijd deelgenoten van die uittocht. Over de grens van ruimte en tijd heen waren ze in die paasmaaltijd betrokken bij Gods verlossend handelen in Egypte. Ze waren het Joodse volk in de nacht van de redding. Door de gedachtenismaaltijd waren ze er zelf bij en is de reddende God aanwezig. Als Jezus over gedachtenis en gedenken spreekt bedoelt Hij dit gedenken. Die gedachtenis van Jezus steunt op twee pijlers. Zijn testament is tweeledig. Allereerst verwacht Hij van ons, zijn volgelingen, dat we eucharistie vieren. Dat we tot zijn gedachtenis doen wat Hij bij het laatste avondmaal ons als zijn testament naliet. Dat we met brood en wijn telkens zijn heilswerk vieren. Want dit teken, dit sacrament bevat Jezus en heel zijn verlossingswerk. Om over ruimte en tijd heen bij Jezus te kunnen zijn zoals de apostelen bij het laatste avondmaal, om onder het kruis te kunnen staan zoals Maria en Johannes, om aan borst van de Heer te kunnen rusten zoals Johannes, moeten we eucharistie vieren. Want in de eucharistie is de Heer aanwezig als Gastheer, zoals voor de apostelen bij het laatste avondmaal. Hij is aanwezig als het Slachtoffer op het kruis dat zijn gebroken Lichaam en zijn vergoten Bloed aanbiedt aan de Vader tot vergeving van de zonden. Hij is aanwezig als spijs en drank, die wij tot ons mogen nemen om door Hem de verlossing in ons te laten groeien: spijs en drank van eeuwig leven. Voedsel van Pasen. Hij verwacht van ons dat we niet ophouden deze gedachtenis te vieren, opdat over de grens van ruimte en tijd heen bij ons kan zijn en in ons kan bewerken waartoe Hij gekomen: onze verlossing tot eeuwig leven. De tweede pijler van ons gelovig gedenken staat in de laatste zin van het evangelie van deze avond: Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen, zoals ik u heb voorgedaan. Als we in de eucharistie gedenken, dat Jezus zich voor ons breekt in liefde; zijn bloed voor ons vergiet op het kruis. Zichzelf totaal aan ons wegschenkt, dan vraagt dat om een levend antwoord van onze kant. Dat wij namelijk die liefde in ons eigen leven in praktijk brengen, in ons huwelijk, tegenover onze kinderen, tegenover willekeurig welke naaste die we ontmoeten. Als het kruis en de eucharistie nog niet voldoende spreken en ons daartoe aansporen, dan geeft Jezus op deze laatste avond nog een extra teken in het gebaar van de voetwassing. Hij vernedert zich tot slavenwerk, een teken van totale dienstbaarheid, van zichzelf wegschenken, zoals Hij doet op het kruis, zoals Hij doet in de eucharistie. En Hij zegt jullie moeten hetzelfde doen. Dan ben je mijn leerlingen, ja zelfs mijn vrienden. Dit zijn de twee pijlers van ons christendom: gedenken en handelen vanuit die gedachtenis. Telkens weer moeten we ons in de eucharistie met Christus verenigen in de eucharistie, bij Hem zijn, staan onder zijn kruis, ons door Hem laten verlossen en voeden om als verloste mensen de liefde van het kruis aan onze broeders te bewijzen. Amen.