De scène uit het evangelie begint heel gewoon. Een paar geïnteresseerde Grieken, buitenlanders die vanwege het Paasfeest in Jeruzalem waren en van die rabbi Jezus hadden gehoord, wilden Hem iets vragen. Ze durfden Hem blijkbaar niet rechtstreeks te benaderen maar doen dat via de apostelen, via Filippus en Andreas. Maar toch wel ongewoon is, dat Jezus hen geen kans geeft iets te vragen maar meteen een verklaring afgeeft, en wel een verklaring die heel zijn zending, ja heel zijn leven samenvat. Zijn lijden en zijn kruisdood staan voor de deur. Er is geen tijd voor vragen meer. Het komt nu aan op het doen, op wat er gaat gebeuren, op het verlossend handelen dat voor de deur staat. “Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt.” In het evangelie van Johannes is dat altijd het uur van de kruis: het moment waarop Jezus van de aarde verheven is. En dat verheven is dan tegelijk: verheven op het kruis maar ook verheven tot in het hoogste der hemelen, verheven aan de rechterhand van God. Het moment van het sterven van Jezus, het moment waarop Hij zich totaal geeft, is het moment van de verheerlijking waarvan de verrijzenis de bevestiging is. Het is het moment waar Jezus bang voor is: “Vader, red Mij uit dit uur”; “als het mogelijk is laat deze kelk aan Mij voorbijgaan.” Maar het is tegelijk ook het uur naar waar Jezus verlangt: “niet mijn wil maar uw wil geschiede”, “het is volbracht”. En vandaag: “daarom ben Ik tot dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam.” Het lijkt tegenstrijdig maar voor Jezus is het dat niet. Het is het geheim van de graankorrel. Als die niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij in de aarde valt en sterft, brengt hij veel vrucht voort. Het vruchtbare sterven. Het sterven dat de toekomst opent. Daar gaat het Jezus om. Hij zegt het nog weer anders: wie zijn leven bemint, verliest het. Wie aan dit leven hangt, wie daar al zijn kaarten op zet, die zal alles verliezen. Want één ding is zeker, zegt Jezus, dit leven met al zijn materiële dingen gaat voorbij. “Wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwige leven bewaren” Dat klinkt nogal sterk: zijn leven haten. Dat is een Oosterse manier van uitdrukken. Jezus bedoelt: wie dit aardse leven, wie de materiële dingen, wie zijn “ik” durft los te laten ter wille van God en medemens, ter wille van de liefde, die zal zijn leven bewaren voor de eeuwigheid. Het naar je toehalen, leidt tot verlies van alles, het loslaten in liefde leidt tot het winnen van alles. Dat is de grote boodschap van het evangelie. Ook tegelijk de moeilijke boodschap: want je “ik” loslaten, dat valt niet mee: je trots, je gelijkhebberij, je vermeende recht laten varen en jezelf wegcijferen, daar hebben we allemaal moeite mee. Dat en dat alleen is wel het antwoord op alle vragen die je aan Jezus wilt stellen. Het antwoord op al je vragen is het beeld van de graankorrel die sterft en vrucht draagt, het beeld van Jezus die verheven wordt doordat Hij zich geeft op het kruis en schijnbaar ten onder gaat.
En Jezus voegt eraan toe: “wie iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn”. Iedereen die zijn volgeling wil zijn, zal Hij tot zich de hoogte in trekken: en dat is dan evenals bij Hemzelf: de hoogte van het kruis, van het lijden, van het jezelf geven, de hoogte van Goede Vrijdag en daarin tegelijk de hoogte van de verheffing tot het kindschap Gods, de hoogte van het eeuwige leven, de hoogte van Pasen. Amen.