De vraag, de gewetensvraag die de lezingen van vandaag ons stellen is: is ons geloof echt, durven wij ons aan God en aan zijn beloften toe te vertrouwen, durven we daar ons leven van alledag op in te richten in de wetenschap dat Hij voor ons zorgt?

Twee weduwen worden ons ten voorbeeld gesteld. En u weet; een weduwe in de Bijbelse tijd was bijna per se arm en behoeftig.

Elia komt bij een dergelijke weduwe in Sarefat (Sarepta). Het is een tijd van grote en langdurige droogte, die Elia had moeten aankondigen vanwege de zonden van het volk. En droogte betekende hongersnood en de eerste die daardoor getroffen worden zijn de armen zoals de weduwe met haar zoon. En juist aan haar vraagt Elia om brood. Zij kan het niet missen. Ze heeft maar net genoeg meel en olie voor nog een keer eten voor haar zoon en haar zelf. En dat laatste beetje vraagt Elia. Wat zouden wij gedaan hebben? Zouden wij vertrouwd hebben op de belofte van de profeet: als je dat laatste beetje deelt, zal God erin voorzien, dan zal er zolang de hongersnood duurt voldoende zijn? Zouden wij die proef van geloof doorstaan? De weduwe doorstaat de proef. Ze deelt het laatste wat ze heeft en ze wordt met haar zoon van de hongerdood gered.

In het evangelie zien we een weduwe, die van haar armoe alles offerde wat ze bezat en ze wordt door Jezus zalig geprezen.

Het geloof in God drijft beide vrouwen tot daden van liefde waarbij iedere berekening uit het oog verloren wordt. Wij zouden geneigd zijn te zeggen: wat die vrouwen doen, is onverstandig. Geloven is goed, geven is goed, maar je moet wel je verstand gebruiken.

De Bijbel zegt ons vandaag: christelijk leven is geven, liefde geven zonder voorbehoud en op God vertrouwen, die erin zal voorzien. Dat is moeilijk, als we dat in ons leven proberen toe te passen. Mag ik een paar voorbeelden geven:

–              een alleenstaande oude moeder of vader raken aan de sukkel. Een opname in een bejaardenhuis is niet direct te realiseren. Kinderen komen dan voor de gewetensvraag te staan: neem ik mijn moeder of vader zolang in mijn huis op? Het verstand (of het egoïsme) zegt dan: dan kan tegenwoordig niet meer. Ik heb mijn eigen gezin. Ik wil wel helpen, maar in huis nemen is te veel. Maar is dat de houding, die ons in die twee weduwen ten voorbeeld wordt gehouden: liefde en vertrouwen op God?

–              iemand in de familie heeft je flink op de tenen gestaan. Je voelt je onrechtvaardig behandeld. Het verstand (of het egoïsme) zegt dan: ik wil best vergeven maar die ander moet eerst over de brug komen. Zolang hij dat niet doet, is hij lucht voor mij. Is dat liefde en vertrouwen op God?

–              de Vastenaktie vraagt onze bijdrage voor een geweldige nood in de wereld. Je verstand zegt: natuurlijk moet je iets geven maar het gewone leven van ons gezin gaat ook door en je geeft vijf gulden of een tientje en je laat er niks voor staan? Is dat de liefde die tot het uiterste gaat; de liefde van die twee weduwen?

Het zijn moeilijke vragen, die we ons echter in het leven van alledag telkens weer moeten stellen om echt christelijk te kunnen leven. Al wint de liefde het maar één keer meer van ons verstand (of van ons egoïsme) dan zijn we stapje verder gekomen op onze weg naar God. Amen.