bij: Gen. 22, 1-2.9a.10-13.15-18 en Rom. 8, 31b-34 en Mc. 9, 2-10

God stelde Abraham op de proef. God beproefde het geloof van Abraham en niet zo’n klein beetje ook. Hij had uiteindelijk na lang wachten op hoge leeftijd een zoon gekregen, de zoon van de belofte waarop hij heel zijn toekomst had gebouwd. En nu vraagt God van hem die zoon te offeren. Hij vraagt hem ter wille van God heel zijn toekomst op het spel te zetten. Het is de ultieme test case van het geloof. Als je dat doet, dan heb je een onwankelbaar geloof maar met minder neemt God blijkbaar geen genoegen. En Abraham doorstaat de proef, de beproeving. Hij blijkt ondanks de schijnbaar zinloze wil van God geloven. Hij is bereid die wil te laten geschieden. Hij gaat de Moria op en wil zijn enige zoon offeren. Maar God wil niet het onmenselijke. Hij wil alleen onvoorwaardelijk geloof in zijn voorzienigheid, in zijn ondoorgrondelijke raadsbesluiten. Op dat geloof word je uiteindelijke beoordeeld. Op dat geloof in het leven van iedere dag komt het aan. Om dat geloof, zegt Paulus, word je voor God gerechtvaardigd.

Aan een soortgelijke test, een beproeving van het geloof, wordt de man Job onderworpen. Hij was een rechtvaardige, iemand die een God welgevallig leven leidde en toch verloor hij alles wat hij bezat: zijn kinderen, zijn have en goed, ja zelfs zijn gezondheid. Toch kwam hij niet in opstand tegen God. Hij aanvaardde in geloof alles uit Gods hand en zijn levenshouding wordt samengevat in zijn beroemde woorden: “de Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen; de Naam des Heren wij geprezen!” Dat is het geloof dat ons ten voorbeeld wordt gesteld en dat tot gerechtigheid wordt aangerekend. Uiteindelijk wordt Job in zijn vroegere rijkdom en welvaart hersteld God laat het geloof niet onbeloond.

Ook voor Jezus, Gods eigen Zoon, die op weg is naar Jeruzalem, komt de grote beproeving. Hij de enige rechtvaardige, Gods welbeminde Zoon, zal als een mislukkeling, als een misdadiger zelfs onder vreselijke pijnen moeten sterven aan het kruis. Is dat nu de wil van God, de wil van de Vader in de hemel? Het is duidelijk uit het evangelie dat Jezus heel duidelijk de verleiding heeft ervaren  voor het lijden te vluchten. De bekoringen in de woestijn waarover we vorige week horen maar ook zijn innerlijke strijd in de hof van olijven laten dat zien: “Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan.” En dan meteen: “maar niet mijn wil maar uw wil geschiede.” Jezus doorstaat de proef glansrijk. En vandaag in het evangelie horen we hoe Jezus zelf gesterkt wordt in de strijd die geleverd moet worden: stralend onderhoudt Hij zich met Mozes en Elia, met de Wet en de Profeten die van Hem gesproken hebben; die voorspeld hebben dat het zo moest gaan en die gesproken van de vervulling van de Wet en de Profeten door Hem. Hij wordt als het ware door heel het Oude Testament gedragen. En ook zijn leerlingen die ook in het sterven van Jezus beproefd zullen worden. Hoe kan Hij nou Messias zijn, als Hij sterft aan de kruis? Een Gekruisigde Messias konden ze zich niet voorstellen. Het visioen op de berg spoort hen aan desondanks te blijven geloven: immers heel het oude testament, Mozes en Elia, is op de hand van Jezus. Ja zelfs God wiens stem klinkt is duidelijk op zijn hand.

Als het eenmaal zo ver is, doorstaan de leerlingen de proef niet zo  glansrijk. Ze slaan in die nacht allemaal op de vlucht. En dat doen wij misschien ook wel eens. Als het heel moeilijk wordt in het leven, als er onbegrijpelijke dingen gebeuren, als we beproefd worden, verliezen we misschien wel eens een beetje het geloof, ondanks de Schrift die we hier horen, ondanks de eucharistie waardoor we telkens gesterkt worden. Laten we dan denken aan Abraham, die bleef geloven, aan Job die geduldig vertrouwde, aan de leerlingen die uiteindelijk toch de proef doorstaan als ze hun leven voor Jezus geven.

Beproevingen horen bij het gelovige leven. Maar God wil ons ook sterken voor de beproeving door zijn woord en zijn sacrament. laten we volharden in het geloof, wat er ook gebeurt, want dat zal ons als gerechtigheid worden aangerekend. Amen.