bij: Ex. 20, 1-17 en 1 Kor. 1, 22-25 en Joh. 2, 13-25

De tempel in Jeruzalem was voor de Joden de plaats van ontmoeting met God. In de tempel woonde God te midden van zijn volk. En in de tempeldienst met zijn vele dagelijkse offers kon men God eren en verzoening vinden voor zijn zonden. In het evangelie van vandaag verdedigt Jezus van de ene kant de tempeldienst, in zoverre ze voor de Joden het centrum van de Godsverering is. Met ongekende heftigheid veegt Jezus de tempel schoon. De eer van zijn Vader gaat Hem zo ter harte dat Hij het niet duldt, dat op de plaats van de eredienst handel gedreven wordt en mensen meer interesse hebben in geld verdienen dan in de eer van God. De eredienst aan God is voor Jezus blijkbaar zo belangrijk dat Hij – en dat is de enige plaats in het evangelie –  handtastelijk wordt. Maar van de andere kant wordt het tegelijk duidelijk, dat, al schijnt Hij hier voor de tempeldienst op te komen, het niet zozeer om de tempeldienst gaat als wel om de eer van God. En in die eredienst aan God is de tempeldienst weldra uitgespeeld. Immers als Jezus verderop in het evangelie spreekt over tempel, bedoelt Hij niet meer de Joodse tempel in Jeruzalem. Hij spreekt dan over de tempel van zijn Lichaam, die afgebroken wordt en die Hij in drie dagen zal doen herrijzen. Er is dus blijkbaar een nieuwe tempel, de tempel van het verrezen Lichaam van de Heer. En daarom mogen we in het omverwerpen van de spullen in de tempel ook als een profetisch teken zien: Jezus werpt de oude offerdienst omver; in zijn opkomen voor de eer van God schaft Hij de Joodse tempel af en stelt een nieuw centrum van eredienst, een nieuw en veel beter middel om tot God te komen, om Hem eredienst te brengen en om zich met God te verzoenen: zijn eigen Lichaam. Het centrum van de eredienst van het nieuwe Verbond wordt het Lichaam van Jezus. Talloze uitspraken van Jezus, met name uit het Johannesevangelie onderstrepen dat: niemand komt tot de Vader, tenzij door Mij. En dan die hele toespraak uit Johannes 6, waarin Jezus het eten van zijn vlees en het drinken van zijn Bloed als voorwaarde stelt voor eeuwig leven. Uit Jezus’ gestorven en verhoogde lichaam op het kruis, vloeien water en bloed, de sacramenten van het heil, het doopsel en de eucharistie. In plaats van de tempel van Jeruzalem komt de tempel van Jezus’ Lichaam. Om tot God te komen, om Hem waarachtige eredienst te brengen, om met Hem verzoend te worden, om deel te hebben aan het eeuwig leven, moeten we deel hebben aan het Lichaam van Christus. De tempel van Jeruzalem is in het nieuwe testament vervangen door de tempel van Jezus’ Lichaam en dat is de heilige Kerk, door Paulus genoemd het Lichaam van Christus; door Petrus: een geestelijk bouwwerk waarin wij ons als levende stenen moeten laten invoegen. In het nieuwe testament is de tempel van God daar waar de Kerk van Christus is, waar zijn. Lichaam zich laat opbouwen tot een geestelijke tempel. En hoe wordt die geestelijke tempel opgebouwd, hoe ontstaat het Lichaam van Christus? Door de twee sacramenten die uit de zijde van de gestorven Christus vloeien: doopsel en eucharistie. Door het doopsel gereinigd worden we ingevoegd in de geestelijke tempel, zijn we kinderen van God, ledematen van het Lichaam van Christus, dat samengehouden en opgebouwd wordt door de eucharistie, het sacrament van Christus ‘Lichaam, dat ons maakt tot Lichaam van Christus. Zoals Augustinus zegt: uw geheim ligt op het altaar des Heren. Wat jullie zijn, Lichaam van Christus in de wereld, worden jullie door het sacrament van de eucharistie. Door eucharistie te vieren worden wij het Lichaam van Christus, dat wij ontvangen, worden wij Gods tempel in de wereld, brengen wij de ware eredienst aan God.. Dat eredienst nodig is en dat die eredienst zuiver moet zijn, wordt duidelijk door Jezus’ ongebruikelijke felheid. Wat dat betreft zou er ook wel eens grote schoonmaak kunnen zijn in onze kerken. Allereerst in de harten van de individuele gelovigen die hier trouw komen maar zich te weinig reinigen voor de eredienst en de communie. Maar ook in het afhouden van de communie van hen die er geen recht ophebben omdat ze er zich vanaf gesloten hebben door een onchristelijke levenswandel en door niet regelmatig deelnemen aan de eredienst. Die als ze bij gelegenheid hier komen, geen onzevader kunnen meebidden, niet eens willen staan bij het evangelie of knielen bij de consecratie maar wel te communie komen. Dat is honderd keer erger dan indertijd de geldwisselaars. Hebben wij voldoende eerbied voor de Gods tempel die aanwezig is in het Lichaam van Christus. Het Lichaam van Christus is onze redding van de dood maar zoals Paulus zegt: wie onwaardig eet van het Lichaam des Heren, eet zichzelf een veroordeling. Moge in het zicht van Pasen onze eredienst oprechter en zuiverder worden doordat we ons bekeren en met een zuiver en oprecht hart naderen tot de Tafel des Heren.