In tijden van crisis in de Kerk is ook altijd de eucharistie bedreigd. Zo was het in de tijd van de Reformatie. Zo is het nu. Er waren in die tijd talloze afwijkende opvattingen en praktijken rond de eucharistie. En die zijn er nu ook. Daarom is het goed wat we vandaag op Sacramentsdag, nu de eucharistie die wij telkens vieren zelf centraal staat, erover nadenken wat dit sacrament in de levende traditie van de Kerk betekent en wat het dus voor ons moet betekenen, willen we katholiek zijn.

Kort gezegd kunnen we zeggen: in de eucharistie komen onder tekenen van brood en wijn  Christus en zijn kruisoffer waardoor Hij ons verlost, werkelijk aanwezig. Christus en zijn kruisoffer blijven zo voor mensen van alle tijden en plaatsen bereikbaar.

Daarmee is het eerste wat gezegd moet worden dat namelijk de eucharistie een offer is, en wel het kruisoffer van het Lichaam en Bloed van Christus, waardoor wij verlost zijn. Dit offer wordt in de kerk door Christus via de handen van de priester telkens op sacramentele, onbloedige wijze opgedragen aan de Vader voor het heil van levenden en doden. Het is het enige offer van het nieuwe testament. Als wij God iets willen aanbieden, kan kunnen we dat doen door ons en onze gaven te verbinden met enige offer dat God werkelijk aangenaam is, het kruisoffer van Christus. Dit offer voltrekt zich tijdens het eucharistisch gebed en de consecratie. Dit gebed is dan ook in zijn  geheel, afgezien van een enkele acclamatie, aan de priester voorbehouden. Hij staat ook alleen aan het altaar. Hij staat daar krachtens zijn wijding in de persoon van Christus. Het afwisselend bidden van dit gebed met de gelovigen of leken die naast de priester aan het altaar staan, het zijn misbruiken die het sacrament verduisteren. Het is reeds dikwijls veroordeeld. Maar deze misbruiken leiden desondanks in diverse parochies een hardnekkig bestaan. Het opgeven van misintenties betekent je offer voegen bij het offer van Christus voor die bijzondere intentie of de zielenrust van die overledene. Dit is de hoogste vorm van voorbede, omdat je gave en gebed verbonden worden met het ene offer van Christus. Daarmee zal ook duidelijk zijn dat het opgeven van misintenties bij andere dan eucharistievieringen misleidend en onrechtmatig is en door de Kerk verboden. Het bijwonen en het deelnemen aan het eucharistische offer heeft een aparte betekenis, los van de communie. Het is namelijk de hoogste daad van eredienst die men God kan bewijzen. En ook als men door omstandigheden verhinderd is te communiceren, blijft de plicht tot het brengen van deze eredienst bestaan. Het bijwonen van het eucharistisch offer op zondag is een plicht, de communie is een genade.

Uit het offer vloeit de Maaltijd van de Heer voort. De Heer schenkt ons zijn geofferde Lichaam en Bloed als spijs en drank van eeuwig leven aan. Door deze communie zijn wij in Hem en komt Hij in ons. De Kerk raadt aan veelvuldig te communiceren maar alleen als men in de juiste gesteldheid verkeert. De Kerk verbiedt en ontzegt de sacramentele communie aan hen die door ernstige zonde de geestelijke band met Christus en zijn Kerk verbroken hebben: mensen die op ernstige wijze en zonder noodzaak in hun godsdienstige plichten tekort zijn geschoten (die de zondagsplicht verwaarloosd hebben), mensen die tegen het leven gezondigd hebben (aan euthanasie, abortus hebben meegewerkt), mensen die in ongeregelde seksuele verhoudingen leven (alle seksuele betrekkingen buiten een christelijk huwelijk) mogen niet tot de communie naderen. Als ze dat toch doen hebben ze er geen vrucht van; ze verergeren alleen hun situatie zoals Paulus zegt in de eerste Korintiërsbrief: “Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren.” En iets verder: “Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis.” Dat iedereen in alle vieringen naar voren gaat voor de communie – en je moet soms niet vragen hoe – (bijzonder in uitvaarten, huwelijken en met kerstmis) is misschien wel de grootste crisis van de eucharistie omdat men het Lichaam des Heren niet meer onderkent. Dat verbod van kerk om te communie te gaan is niet onbarmhartig. Het consequentie van de situatie die door de betrokkene zelf geschapen is. Hij of zij heeft zich door zijn daden buiten de volledige communio met Christus en de Kerk gesteld. Dat verbond is nooit definitief. Wie zich bekeert en zijn zonden biecht en zich zo met God en kerk verzoent, kan weer met Christus en de kerk communiceren.

Communievieringen los van de eucharistie is zijn er altijd geweest voor de zieken die niet naar de kerk kunnen komen en wordt in het oosten wel gepraktiseerd op vastendagen als men wil afzien van het feestelijke van de eucharistie zoals bij ons op Goede Vrijdag. Het is in ieder geval nooit een reguliere zondagsviering. Dan moet het offer worden opgedragen, de eredienst worden gevierd. Daarom zegt de Kerk, en ook onze bisschop – u hebt het van de week in de krant kunnen lezen -, dat er eind moet komen aan communiediensten op zondag naast eucharistievieringen. De gelovigen moeten zich inspannen om aan een eucharistie deel te nemen. Men voldoet trouwens niet aan de kerkelijke zondagsplicht door de deelname aan een communiedienst.

Het priestertekort is reëel maar hangt ook heel nauw samen met het grote tekort aan gelovigen. Wij dragen mede de schuld van dat priestertekort omdat we te weinig vurig vanuit de eucharistie leven. En dat moeten we niet verdoezelen alternatieve vieringen. We zullen er iets meer voor over moeten hebben om onze godsdienstige plichten te vervullen. Mensen die beseffen welk groot geschenk de eucharistie is en hoe noodzakelijk voor ons eeuwig leven, zullen dat er graag voor over hebben zoals ook vroegere generaties onder vaak veel moeilijker omstandigheden dan wij grote afstanden aflegden en gevaren trotseerden om dit sacrament te vieren. De vraag is alleen: geloven wij echt en hebben wij iets voor ons geloof over in plaats steeds weer naar onze hand te willen zetten. Amen.