Je zou kunnen zeggen, zusters en broeders, Pinksteren is het feest van de praktijk. Met kerstmis hebben we de liefde van God mogen zien voor de mensen, die gestalte rijgt in de geboorte van zijn Zoon te midden van de mensen. 1n het Paasmysterie hebben we de enorme kracht van die liefde gezien: die Christus ertoe brengt omwille van het heil van de mensen de kruis¬ dood te ondergaan. Gods Zoon wordt de dienaar van allen in de dood en behaalt daardoor de overwinning op die dood. Hij verrijst uit het graf en neemt zijn plaats in aan de rechterhand van de Vader als eerstgeborene van heel de schepping. Tot zover zijn wij verwonderde, misschien verbijsterde toeschouwers net als de apostelen. Soms gelovend, dan weer niet wetend wat je ervan moet denken. Denkt U maar eens aan Petrus. Nu eens zegt hij onder de indruk van Jezus handelen: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” En dan weer onder de druk van de ontmoedigende omstandigheden in de hof van de hogepriester: “ik ken die mens niet”. Geloof en ongeloof wisselen elkaar af naargelang de omstandigheden. En uiteindelijk komt er na Pasen, als ze langzamerhand toch wel zijn gaan geloven in zijn verrijzenis niet veel uit. Ze zitten bang en angstig bij elkaar. Het geloof leidt niet tot daden. Ook al is er dan geloof, de praktijk ontbreekt nog. Ze kunnen het niet uit zichzelf blijkbaar. En daarom is het maar goed, dat Jezus gezegd had: Ik zal jullie een Helper sturen, anders was het christelijk geloof beperkt gebleven tot de angstige gedachten van een paar mensen, opgesloten in die zaal in Jeruzalem. Pasen en heel de christelijke boodschap gaan pas echt leven als die Helper komt, als het Pinksteren wordt. De praktijk van het christendom begint met Pinksteren, als het smeulende vuurtje van het geloof bij de apostelen plotseling op onverklaarbare wijze wordt aangeblazen door de Adem van God zelf. Dan wordt de theorie plotseling levende praktijk. Jezus stuurt samen met de Vader de Geest die Hemzelf bezield heeft, de heilige Geest van God. Door die gave van de heilige Geest gaan ze als het ware de wereld zien met de ogen van God. Nu pas zien ze ten volle wie Christus is en Gods bedoelingen in Hem net de wereld. Het is de heilige Geest die hen zonder bedenken voortstuwt om te doen wat God van hen vraagt. De verandering na Pinksteren is duidelijke merkbaar. De bange leerlingen zijn veranderd in moedige getuigen, die in alle talen Gods grote daden verkondigen en de heilige Geest doorgeven aan wie er om vragen. Wie is nou die heilige Geest, dat Goddelijke vuur, die Adem van God? Je zou kunnen zeggen: een menselijk lichaam is een dood ding zonder geest of ziel die dat lichaam tot eenheid en leven brengt, maar tegelijkertijd is die geest of die ziel moeilijk aanwijsbaar, moeilijk te lokaliseren. Hij ontglipt je. Zo is het ook met het Lichaam van de Kerk, het Lichaam van Christus en zijn afzonderlijke leden, de afzonderlijke christenen. Ze zijn zo dood als wat, zonder de bezielende kracht van de heilige Geest. Hij brengt de kerk tot leven en eenheid en toch is zij moeilijk aanwijsbaar, even vluchtig als adem en wind. Het feit dat het Lichaam van Christus nu al twintig eeuwen telkens weer zijn vitaliteit bewijst, is het beste kenmerkt van de werkzaamheid van de heilige Geest. De praktijk van christelijk geloven en christelijk getuigen bewijst de werkzame aanwezigheid van de Geest, die onstuitbaar is, ook al verzetten zich sommige ledematen tegen de werking van de Geest. Hij gaat toch door met werken in mensen, zij het misschien dan in een gehandicapt lichaam. Christus blijft het Hoofd. Hij blijft zijn Geest sturen, ook aan ons. Hij wil ieder van ons bezielen als ledematen van zijn lichaam. Die garantie hebben we door ons doopsel en ons vormsel. Maar ook van ons wordt iets verwacht: openstaan voor Christus, verbonden willen zijn met zijn Lichaam waardoor Hij die Geest laat stromen, openstaan voor zijn woord en zijn sacramenten, met name eucharistie en boete. Daardoor blijven wij verbonden met de bronnen van de heilige Geest. Pinksteren is het feest van de praktijk: vurige tuigen zijn van Christus en zijn komend koninkrijk. Missen we dat nog bij onszelf, dan kan de Geest nog niet vrij in ons doorstromen: dan zullen we moeten bidden en ons inniger verbinden in woord en sacrament met Christus zelf. Het is de Geest die levend maakt.