“Gij zijt met Christus ten leven gewekt”, zegt Paulus in de tweede lezing en “Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God.” Wat betekent dat? In de liturgie van de paasnacht hoorden we ongeveer hetzelfde: “Wij zijn met Christus begraven door de doop in zijn dood en zoals Christus door de heerlijkheid van de Vader van de doden is opgewekt, zo moeten wij als nieuwe mensen leven.” Het gaat dus om onze doop, als wij van sterven en opstanding spreken. De toenmalige dooppraktijk, die nu nog in het oosten gebruikelijk is, maakte dat veel duidelijker. De dopeling werd drie keer volledig in het water ondergedompeld. En hij ervoer daarmee aan den lijve dat het om een doodsritus ging en hij voelde de bevrijding als hij weer met zijn hoofd boven kwam en kon ademen. In de doop gaat het om een geestelijk sterven en verrijzen. Het gaat om sterven aan de oude mens en de oude mens is dan: Adam die zichzelf zoekt, die zijn eigen god wil zijn, die zijn zinnen zet op wat voorbijgaat en daarom niets kan vasthouden; zijn leven is waardeloos en daarom de dood gewijd. Wie gedoopt is laat die oude Adam achter in het doopwater, sterft eraan, laat die afwassen en staat op om zich te richten op wat het leven van zijn Heer kenmerkte. Hij kan aan zijn Heer zien, dat dat geen eenvoudig leven is, maar tegelijkertijd ook, dat wat dan zijn denken en doen bepaalt eeuwigheidswaarde heeft, over de lichamelijke dood heengaat. Immers zijn Heer heeft de lichamelijke dood overwonnen. Wie dus in de doop christen geworden is, is hier en nu al een stuk verrezen tot het nieuwe leven dat blijft. Want hij heeft in het doopwater achtergelaten alles wat de mens beschadigt en vernield. Hij is een nieuw leven binnengegaan. Hij is met Christus ten leven gewekt. Maar dat is geen gezapige toestand, die als vanzelf tot de voltooiing voert. De christen moet een harde strijd voeren om te worden wat hij door de doop reeds is. Daarom klinkt op deze paasmorgen de oproep van de apostel: “zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op het hemelse, niet op het aardse.” Betekent dat dat we wereldvreemd met ons hoofd in de wolken moeten lopen. Nee, Paulus weet wel beter. Het is jammer dat het stukje wat we gehoord hebben zo kort was; want de verzen de erop volgen geven heel concrete dingen aan. De apostel wijst op de dooppraktijk waarbij men zijn oude kleren uittrok en zich na de doop met een wit kleed bekleedde. Hij zegt: “trekt de oude mens met zijn gedragingen uit; maakt dus radicaal een einde aan immorele praktijken, ontucht, onzedelijkheid, begeerlijkheid en hebzucht, wat hetzelfde is als afgodendienst. Weg met toorn, kwaadaardigheid, laster en beschimping en beliegt elkaar niet meer. Bekleedt u met de nieuwe mens: tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander, vergeeft elkander.” Dat zijn de nieuwe kleren die de gedoopte moet dragen en die kleren moeten bijeengehouden worden door de band, door de riem van de liefde. Dat betekent: zoekt wat boven is.

God heeft ja in Christus ja gezegd tegen deze wijze van leven. Daarom heeft Hij Hem niet in de dood gelaten, maar Hem verhoogd tot zijn rechterhand. Tot die zelfde heerlijkheid zijn wij geroepen, naar die heerlijkheid zijn wij onderweg sinds ons doopsel als wij leven als gedoopten.

De eerste mens, Adam, wilde als God zijn, maar hij dacht dat die goddelijkheid erin bestond, dat God zich door niemand iets liet voorschrijven. Zo wilde de mens ook zijn, totaal zijn eigen baas. Daarin vergiste de mens zich op een verschrikkelijke manier met alle gevolgen vandien. In Jezus laat God zien, dat het totaal anders is. Want in de mens Jezus heeft God zich vernederd, heeft zich in alles aan ons gelijk gemaakt, zelfs in de dood. Zij weg naar de heerlijkheid gaat naar beneden, naar de allerlaatste plaats. God verliest zich aan ons, om zo alles in allen te worden. Maar daardoor is Jezus de eerste mens, de nieuwe Adam, in wie openbaar wordt, hoe God zich de mens werkelijk gedacht heeft als beeld van zichzelf. Aan die nieuwe mens hebben wij nu al deel, als wij in de doop aan de oude mens gestorven zijn en opgestaan tot de nieuwe mens.

Maar wat wij zijn, zegt Paulus, is nog niet voltooid. Het is er al, maar vaak nog verborgen voor de wereld. Het wordt volledig openbaar, als Christus komt voltooien wat Hij met Pasen begonnen is. Wanneer Hij verschijnt, dan zullen wij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Dan openbaart zich aan allen, wat we nu al zijn. Dan valt de laatste sluier zelfs van onze eigen ogen. We hoeven daarvoor maar één ding te doen: dat we meer worden wat we nu al zijn: gedoopten, mensen van Pasen. Amen.