En God zag, dat het heel goed was. Zo begon de schepping van de wereld, de schepping van de mens. En de mens werd geschapen als beeld van God, als kroon van de schepping. Hij had toegang tot de boom des levens. De mens was bestemd tot vriendschap met God en tot eeuwig leven. Een grandioos begin, maar dat begin wordt al vrij gauw verduisterd door de mens die voor zijn eigen ik en tegen God en zijn medemens kiest. Verleid door de duivel eet hij van de verboden vrucht. En het komt van kwaad tot erger. Hij slaat hij zijn broer Abel dood en bouwt een toren om de hemel te bestormen en God van de troon te stoten. En zodoende komt door de mens de duisternis van zonde en dood in de wereld. Het is die duisternis die over de wereld kwam op Goede Vrijdag van het zesde tot het negende uur toe, toen zelfs de beste onder de mensen slachtoffer werd van het kwaad, slachtoffer werd van zijn medemensen en daardoor slachtoffer van de dood. Het is de duisternis, die ons overviel toen we vanavond de kerk betraden. De duisternis van de uitzichtloosheid en de dood waaraan we door eigen menselijke schuld zijn uitgeleverd.

Maar God die zijn bedorven schepping ziet, die ziet wat er geworden is van het grandioze begin, vernietigt desondanks het maaksel van zijn handen niet. Integendeel, Hij heeft medelijden met ons mensen, met de duistere situatie waarin we ons gemanoeuvreerd hebben en Hij begint zijn heilsplan doorheen de mensengeschiedenis. Met liefde en eindeloos geduld verwerft Hij zich een volk, dat Hij door het water van de Rode Zee heen redt uit de slavernij van Egypte en voert naar het beloofde land. Hij wil hen doen beseffen, dat Hij een reddende, verlossende God is. Hij belooft hun redding en bevrijding, als ze zijn verbond en zijn geboden onderhouden. Hij belooft hun een Messias die alles nieuw zal maken, die het koninkrijk van God zal vestigen. Hij belooft hun de gaven van zijn Geest. En al zijn het maar weinigen die trouw blijven aan Gods verbond en aan zijn geboden, met hen gaat God door. Omwille van Abraham, omwille van Mozes, omwille van David, omwille van de profeten, omwille van die talloze getrouwen, die tegen de machten van het kwaad in hun hoop stellen op God, voltooit God zijn heilsplan en stuurt bij de volheid der tijden zijn Zoon als mens tussen de mensen om God te openbaren als een liefdevolle Vader, die mensen wil vergeven als ze zich bekeren en hen het eeuwig leven wil schenken, als ze liefde in praktijk brengen onder alle omstandigheden van het leven. En Jezus, Gods eigen Zoon, die liefde was en liefde preekte, wordt door de godvijandige machten verworpen, gekruisigd en gedood en de duisternis schijnt nog dieper dan voorheen. Is zelfs Gods Zoon ten ondergegaan in de haat van de machten van deze wereld? Is het goede definitief begraven? En dan klinkt Gods machtige antwoord aan de vrouwen, die een dode Jezus zoeken om Hem te bewenen: Hij is niet hier, Hij leeft. Hij heeft de dood overwonnen. De liefde heeft gezegevierd dwars door kruis en lijden heen. Dat is de boodschap van deze paasnacht. En de boodschap is zo onvoorstelbaar dat de apostelen het aanvankelijk niet kunnen geloven. Het lijkt hun beuzelpraat van vrouwen. Het lege graf overtuigt hen niet. Pas als de Verrezene hen verschijnt, durven ze het te geloven: Christus heeft de overwonnen. Er is weer uitzicht. Het licht heeft de duisternis definitief overwonnen. Het is Pasen. En dat Pasen van de Heer, en dat Pasen van licht en leven gebeurt ook aan ons, als we in de verrezen Jezus geloven en als we ons in Hem laten dopen. Als we zoals Hij het zelf zegt: herboren worden uit water en heilige Geest. Ziekte en pijn, lijden en tegenslag, vervolging en haat zullen ons niet bespaard worden. De dienaar staat niet boven zijn Heer. Maar er is hoop en uitzicht dwars door dat alles heen als we aan de verrezen Heer vasthouden. Hij is de overwinnaar, al leek Hij ten onder te gaan. Wij zullen met Hem overwinnen, als we trouw zijn weg gaan ondanks alle moeilijkheden die dat met zich mee kan brengen.

Onze hoop op de verrezen Heer hebben we gevierd toen we de paaskaars binnendroegen en de duisternis van ons eigen leven hebben laten verlichten door zijn licht. Zo dadelijk zullen we het leven gevende water van de doop wijden. We zullen ons doopsel in de verrezen Heer gedenken en onze doopbeloften vernieuwen; onze trouw aan Hem en aan zijn Kerk opnieuw bevestigen en Hem daarna als de levende Heer ontmoeten in de eucharistie, waarin Hij zichzelf aan ons geeft als het Brood van eeuwig leven. Moge dit Paasfeest ons allen hechter verbinden met Christus, zijn heilige Geest in ons leven ruimere kansen geven. Mogen wij leven vanuit ons doopsel als nieuwe mensen in een oude wereld, als broeders en zusters van Jezus Christus en van elkaar, als kinderen van God, in liefde en trouw op weg naar Gods toekomst. Een zalig Pasen voor u allen.