Bij: Apok. 11, 19a; 12, 1.3-6a.10ab en 1 Kor. 15, 20-26 en Lc 1, 39-56

In onze tijd is er nogal wat kritiek op de kerk, dat zij vrouwen zou onderwaarderen en daarbij wordt steeds de aandacht gericht op het feit dat vrouwen geen priester kunnen worden. Het is eigenlijk merkwaardig, dat men helemaal over het hoofd lijkt te zien, dat de grootste en meest vereerde heilige in de kerk een vrouw is; dat de Moeder Gods Maria ver verheven is in heiligheid en Godsnabijheid boven alle andere mensen. En om die heiligheid gaat het in de Kerk, niet om je functie in de hiërarchie. Mensen worden in de Kerk niet zalig geprezen om aanzien en bestuurlijke macht. Het gaat om heiligheid van leven, om je toegewijd zijn aan God, om het vervullen van zijn wil, daar wordt je grootheid en je belang in de kerk uiteindelijk aan afgemeten: “Zalig zij die geloofd heeft wat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is”. En dan moeten we constateren dat de eerste en de hoogste in de Kerk in de ogen van God en van de gelovigen een vrouw is. Een vrouw die voor alles leeft en durft te leven van Gods genade. Die zich in geloof overgeeft aan Gods roepstem en hoewel ze niet begrijpt, durft te zeggen: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord.” Dankzij dit gelovige, vertrouwvolle woord werd zij de Moeder van God, begon in haar het heilswerk van God aan de mensen, begon in haar de verlossing werkelijkheid te worden.

En wat is dat verlossingswerk? Wat moest er opgeruimd worden dat als een barrière tussen God en mens in staat: dat is de zonde en dat is de dood. Door zijn lijden sterven en verrijzen is Christus het Lam geworden dat de zonden van de wereld wegdraagt, heeft Hij plaatsvervangend de schuld voldaan die de mensheid van God scheidde. Hij is de nieuwe Adam geworden in wie wij door geloof en doopsel tot nieuwe mensen, tot kinderen van God herboren worden. En als de zonde is weggenomen, dan heeft ook de dood zijn angel verloren; dan is de dood overwonnen en liggen verrijzenis en eeuwig leven voor de mens open. Dat is de verlossing. Omdat Maria in geloof beantwoordde aan Gods genade-aanbod en door haar ja-woord de menswording en daarmee de verlossing mogelijk maakte, heeft God in zijn genade de verlossing aan Maria reeds volledig voltrokken. Vanaf het begin was zij zonder de smet erfschuld ontvangen; vanaf het begin was zij zonder zonde; een waardige reine tempel voor de Zoon van God. En omdat zij zonder zonde was vanaf het begin, kon het bederf van de dood haar lichaam niet aantasten. En daarom leert de Kerk dat Maria als eerste en allerheiligste van de gelovigen ten volle in de verlossing deelt en met ziel en lichaam ten hemel is opgenomen, terwijl alle andere heiligen de verrijzenis van het lichaam op het einde van tijden nog verwachten.

Maria is daarmee de eerst-verloste en het beeld van de hele Kerk. Evenals de Kerk wordt zij moeder genoemd van alle gelovigen. De Kerk is onze moeder, omdat zijn door het water van de doop doet herboren worden tot kinderen van God in Christus. En als een Moeder leert de Kerk haar kinderen door het Woord hoe ze moet leven. Als een moeder bidt de Kerk voortdurend voor haar kinderen en heiligt hen door de sacramenten. Ook Maria is onze Moeder, omdat zij de moeder van Christus is en omdat door Christus zelf aan het kruis haar moederschap is uitgebreid over alle gedoopten. Ook Maria wijst ons zoals op de bruiloft van Kana voortdurend naar Jezus: “doet maar wat Hij u zeggen zal”. Ook Maria is een voortdurende voorspraak voor haar kinderen en niemand neemt tevergeefs zijn toevlucht tot haar moederlijke zorg.

De vrouw uit de eerste lezing van dit feest is daarmee zowel de Kerk als Maria. Zij is bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij, Maria zowel als de Kerk, ontsnapt aan de aanval van de Satan, van de vuurrode draak die zoveel macht op aarde heeft. Zij worden weggevoerd naar het hemelse Jeruzalem waar God woont bij de mensen, waar God alles nieuw heeft gemaakt.

De prefatie van dit feest zegt: “Maria is het begin, het beeld van de Kerk der voleinding. Zij houdt de hoop in ons levend en is een troost voor uw volk onderweg. Terecht hebt Gij haar het bederf van de dood niet laten zien, omdat zij op wonderbare wijze de Moeder is geworden van uw Zoon, de gever van alle leven.”

De grootste in de Kerk is de heilige Maagd, Maria. Aan haar alleen is de verlossing reeds volledig werkelijkheid. Zij is ons voorbeeld, zij is onze troost. Zij is de Moeder die reeds thuis is bij God, maar die door haar moederlijke zorg en voorspraak ons, haar kinderen, die haar vereren, omringt totdat ook wij thuis zijn. Amen.