Het centrale geheim van Maria is, dat zij de Moeder van God is. Zij heeft immers Gods eigen Zoon, God uit God, licht uit Licht, ware God uit de ware God, ter wereld gebracht. Bij de menswording van God, bij het begin van onze verlossing waardoor Christus ons maakte tot kinderen van God, speelt Maria een kardinale rol. Door haar jawoord maakt zij die verlossing mogelijk en vanaf het begin is zij ten nauwste met haar Zoon en met het verlossingswerk verbonden. Gods werk en mensenwerk, genade en menselijke verdienste liggen hier heel dicht bij elkaar, als het ware in elkaar verstrengeld. Maria is de uitzonderlijk begenadigde, overladen met Gods gaven én tegelijk de gelovige, met God meewerkende eenvoudige dienstmaagd van de Heer. Bij alle heiligen gaat de wil van God en zijn genade op een bijzondere wijze samen de wil en het handelen van de betreffen­de mens. Maar bij Maria gaat dat op zo’n buitengewone wijze samen, dat de Oosterse Kerk haar noemt de Panhagia, de alheilige, de allerheiligste Maagd Maria. Maria is de eerste van alle heiligen, de allereerste en meest volmaakte vrucht van de verlossing. En die genade, die Maria in haar leven ten volle beaamd heeft komt vooral tot uiting aan het begin en aan het eind van haar leven.

Vooruitgrijpend op de verlossing van Christus, die de vloek van de zonde teniet zou doen op het kruis, wordt Maria zonder de erfzonde ontvangen. Zo kan zij een waardige tempel zijn voor Gods Zoon. De zonde van het begin, die zoveel verwoesting op de wereld heeft aangericht en nog aanricht, die mensen van God verwijdert, heeft Maria niet geraakt. Zij is de onbevlekte. Het beeld van hoe de mens zou moeten zijn, en hoe de verloste mens zou worden. En daarvan is het feest van vandaag de consequentie. Immers waarom moeten mensen sterven, waarom ondergaat de mens het bederf van de dood? Vanwege de zonde. De dood is de consequentie van en de straf voor de zonde. Zo zegt het de Schrift. En omdat Maria zonder zonde is ontvangen, het bederf van de zonde niet heeft gekend, heeft zij evenmin als Jezus, het bederf van dood en graf gezien. Zij is onmid­del­lijk met ziel en lichaam in het verheerlijkte bestaan van haar Zoon getreden. We vieren vandaag het Pasen van Maria, de Moeder van God, die door haar Zoon als eerste van de verlosten aan zijn rechter­hand is geplaatst tot Koningin van de hemel is gekroond. In de grote traditie van de Kerk wordt Maria gezien als beeld van de Kerk. Het loopt een beetje door elkaar: onze Moeder de heilige Kerk en Maria. Maria, die Christus het leven schonk, en de moeder is van allen die in Hem geloven. De Kerk die Christus in de wereld brengt middels Woord en sacrament, en die de moeder is van alle christenen, die zij herboren doet worden uit water en heilige Geest in het sacrament van het doopsel. Maria en de Kerk beiden als de nieuwe Eva. Immers zowel Maria als de Kerk zijn moeder van alle echte levenden, van hen die in Christus leven. Zo staat zij aan het begin van de Bijbel in het boek genesis na de zondeval waarin God naast de straf ook nieuw heil aankondigt in het zogenaamde eerste evangelie: “Ik zal vijand­schap stellen tussen u, slang, en de vrouw, tussen uw kroost en haar kroost. Dit zal u de kop verpletteren.” God bedoelt met die vrouw zowel Maria als de Kerk. Door haar Kind Jezus zal Maria de macht van Satan vernietigen. Onze Moeder de Kerk zal in de kracht van Christus de duivel weerstaan en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. En de vervulling van die profetie staat aan het einde van de Bijbel in het boek Openbaring, het gedeelt wat we zojuist gehoord hebben. Een teken aan de hemel: een vrouw bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.” Het is het beeld van Maria, zoals we haar soms afgebeeld zien, de slang onder de voeten. Het beeld van de koningin des Hemels. Maar tegelijk ook het beeld van de Kerk, die nog in de woestijn van de wereld leeft, maar in wie gekomen is het heil en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Christus.”

Prijzen wij Maria, de alheilige en meest verheven vrouw, aan wie God zijn wonderwerken. Bidden we om haar moederlijke voorspraak opdat ook aan ons God zijn genade betoont, ons helpt in de moeilijk­heden van dit leven en ons eens deelachtig doet zijn aan de hemelse glorie. Maar als wij onze toevlucht nemen tot Maria, dan moeten we tegelijk onze toevlucht nemen tot onze Moe­der de Kerk. Want Maria en de Kerk spreken dezelfde taal. Beiden verwijzen naar Christus. Beiden brengen Christus bij ons. En om Christus gaat het. Immers omwille van Christus lijden en sterven, is Maria, de Moeder van God verhoogd. Omwille van Christus wordt de Kerk eens opgenomen in de hemelse heerlijk­heid als de stralende bruid van Christus. Hij zal ook ons verhogen, als wij kinderen van Maria, trouwe zonen en dochters van zijn heilige Kerk. Amen.