Het feest van vandaag voert ons naar het begin van Jezus openbare leven. Jezus komt van Nazaret waar Hij dertig jaar in het verborgene geleefd had naar de Jordaan waar Johannes preekt. De Johannes is man van harde en strenge woorden, die ervan overtuigd is dat het oordeel van God dichtbij is. Hij neemt geen blad voor de mond. Zelfs koning Herodes durft hij de les te lezen. Hij dreigt met Gods straffen maar hij zegt ook: wie bereid is zich te bekeren en volgens Gods geboden te leven, moet zich laten dopen in de Jordaan. Deze doop is een uiterlijk teken van boete, van erkenning van schuld en het begin van een nieuw leven. Veel mensen laten zich dopen. Maar Johannes zegt ook: ik ben maar een wegbereider; na mij komt iemand die groter is dan ik: Hij zal dopen met de heilige Geest. Het doopsel van Johannes is nog niet het echte doopsel; het echte doopsel zal het doopsel van de Messias, Jezus, zijn.

Waarom laat Jezus zich dopen door Johannes? Jezus is toch geen zondaar. Hij heeft het doopsel van Johannes niet nodig. De Kerk heeft vanaf het allereerst begin begrepen, dat Jezus hier een bijzonder teken stelde: namelijk door in de Jordaan af te dalen schaart Jezus zich in de rijen van de zondaars. Symbolisch neemt Hij hier de schuld van de mensheid op zich en zo begint Hij zijn weg die voert naar de verlossing. Hij wil volledig bij ons horen, Hij draagt onze zonden, hoewel Hij zelf zondeloos is. Maar we mogen ons niet vergissen: Hij is niet zomaar een mens, zelfs niet een uitzonderlijke mens. Als Jezus uit het water opstijgt, scheurt de hemel open en klinkt de stem van de Vader terwijl de Geest op Hem neerdaalt: “Gij zijt mijn veelgeliefde Zoon. Hier openbaart God de diepe werkelijkheid van de mens de mens die hier gedoopt wordt: Hij is de Zoon van de Allerhoogste. Hij is de Messias, de Christus dwz de met Gods Geest Gezalfde.

Het feest van vandaag is ook het feest van onze christelijke doop. Immers het verlossingswerk van Christus dat hier in de Jordaan begint en dat op het kruis wordt voltooid, wordt werkelijkheid aan ons in de doop. Onze doop is niet meer zoals bij Johannes alleen maar een teken van boete, een teken van de mens uit dat hij een nieuw leven wil leiden. Dat is het ook, maar het is nog veel meer. In de christelijke doop is het Christus die ons afwast. De zonden  van de wereld die Hij op het kruis heeft weggedragen, wast Hij voor de concrete mens weg door het water van het doopsel. De individuele mens krijgt deel aan de vruchten van de verlossende kruisdood door het doopsel en daarmee ontvangt de dopeling met de vergeving  van de zonde ook het eeuwig leven van Pasen en de gave van de heilige Geest die  je maakt tot een kind van God.

De kerkvaders hebben de band tussen de doop van Jezus in de Jordaan en ons christelijk doopsel altijd zo aangegeven: Jezus daalde in het water af om door zijn aanwezigheid in het water het water van binnenuit te heiligen, zodat het geschikt zou worden om doopwater te zijn, om de mens te verlossen van zonde en dood. De Oosterse Kerk kent op dit feest de plechtige waterwijding van een rivier of een zee waarbij een kruis in het water wordt gegooid om zo te symboliseren, dat door Christus dood en verrijzenis het water geheiligd is en levenskracht heeft gekregen, een levenskracht die ver uitgaat boven de normale levenskracht van water: de levenskracht die het water bewijst in de doop waardoor iemand die gedoopt wordt het eeuwig leven ontvangt.

Net als bij de doop in de Jordaan is bij ons doopsel de Drie-ene God aanwezig: de dopeling wordt in een door Christus gedoopt tot vergeving van zijn zonden; hij wordt gezalfd met de heilige Geest, de kracht ten eeuwigen leven en de Vader zegt: in Christus ben jij mijn veelgeliefd kind.

Gedenken we vandaag dankbaar ons eigen doopsel, onze verbondenheid met Christus, die onze Redder ten leven is; met de heilige Geest die ons gezalfd heeft met zijn kracht in doopsel en vormsel en die in ons roept “Abba, Vader”; en met de Vader, die we juist krachtens ons doopsel “Vader” mogen noemen. Amen.