Als de bijbel over dood spreekt, wordt daar op de eerste plaats mee bedoeld: dood voor God. Iemand die geen band met God heeft, die zich van God heeft afgekeerd, hij heeft zich afgekeerd van de bron van het leven. Hij is dood. Hij kan zich nog zo groot voordoen in deze wereld, hij kan nog zoveel spektakel maken, maar hij is in feite al dood. Hij heeft geen toekomst. Want los van God bestaat er geen toekomst en leven. Hij is even potsierlijk als een kip waarvan de kop al afgehakt is, maar die nog een tijdlang doelloos rondfladdert. De lichamelijke dood is dan alleen nog maar een bevestiging van wat al was: definitieve afbraak, definitief losgesneden worden van de bron van het leven.

God wil niet, dat mensen van Hem afgekeerd staan en van Hem afgesneden worden. Het boek van de Spreuken zegt het ons vandaag duidelijk: God heeft de dood niet gemaakt. Hij heeft de mens geschapen voor onsterfelijkheid. Maar omdat de mens geschapen is naar Gods beeld met een vrije wil. Omdat God hem zo gemaakt heeft, dat hij de mogelijkheid bezat in vrijheid voor God te kiezen, moest er noodzakelijkerwijs de moge1ijkheid zijn om tegen God te kiezen, tegen de liefde, voor zichzelf. Anders was de mens niet vrij, was er geen liefde mogelijk. Aangeblazen door de duivel kiest dan in feite de mens voor zichzelf en tegen de bron van het leven. En daarmee komt de dood in de wereld, niet door de wil van God, maar door de wil van de mens zelf, geïnspireerd door de duivel. Het verhaal van de zondeval van de mens maakt ons die tragische keuze van de mensheid duidelijk. Ze zijn geen kinderen van God, geen kinderen van het leven meer. Zij zijn de dood gewijd. En dat kunnen we dan ook steeds weer constateren in ons eigen leven en dat van anderen: ziekte, ouderdom, pijn, verdriet. Maar de God van het leven heeft zich niet definitief van de mensen afgekeerd, hoewel ze tegen Hem kozen. Zijn liefde blijft en toont zich nu in de wil de mens te verlossen uit die dodelijke situatie. In een wereld, die aan alle kanten getekend is door de keuze van mensen tegen God, in een wereld waar de afgunst van de duivel vrij spel schijnt te hebben, waar dood en verderf heerst geeft God aan de mens een nieuwe mogelijkheid om te leven. En die mogelijkheid is zijn eigen Zoon, die Hij in de wereld stuurt om mens te worden in dezelfde situatie als wij. Door Hem maakt Hij duidelijk, dat er te midden van dood en bederf leven is en een weg ten leven, een weg naar God toe. Dat wordt pas ten volle duidelijk als Jezus verrezen is en zit aan de rechterhand van de Vader. Er is een nieuwe Adam, een nieuwe mens, die midden in een zondige wereld consequent kiest voor de liefde tot God, voor de wil van de Vader. Voor Hem betekent de dood geen afbraak maar voltooiing en het volle leven zonder eind. De dood die de bevestiging was van de definitieve afgekeerdheid van God, van de totale afbraak wordt nu de poort van het leven, de definitieve ontmoeting met God.

Die verlossing, het weten dat God zelfs in een wereld vol dood en verderf de dood niet wil, wordt al duidelijk in de tekenen die Jezus doet tijdens zijn leven: de genezing van de vrouw, en de opwekking van het dochtertje van Jaïrus. Het zijn allebei tekenen dat God de dood van de mens niet wil, maar het leven. Dat Hij hen wil verlossen uit een leven zonder uitzicht. Door Jezus is er nieuw leven, een nieuwe toewending tot God mogelijk. Dood en ziekte blijven zolang deze wereld bestaat, maar ze hoeven niet meer de tekenen van afbraak, van eeuwige dood. Want we hebben de mogelijkheid om in Christus nieuwe mensen te worden door het geloof en het doopsel. In plaats van het natuurlijke leven dat sinds de zondeval de dood is gewijd ontvangen we door geloof en doopsel het eeuwige leven, het kindschap Gods dat door de dood tot voltooiing komt. Mensen die gedoopt zijn en geloven net als de vrouw uit het evangelie en Jaïrus, geloven in Jezus zijn levend voor God, zijn zijn kinderen, zijn al een nieuwe schepping, hoewel ze nog lijden onder de gevolgen van de oude schepping. We moeten lijden en sterven, maar we mogen weten, dat we in Christus een leven hebben, dat sterker is dan de dood, dat dwars door lijden en dood heen uitgezuiverd wordt. Moge dat leven door het geloof in ons groeien, moge onze verbondenheid met God toenemen door het geloof en door het vieren van zijn geheimen in de eucharistie. Amen.