In de eerste lezing hoorden we een van de belangrijkste verhalen uit het oude testament. God laat zien wij Hij is. Hij openbaart hier zijn wezen. En in die openbaring kunnen we drie belangrijke elementen onderscheiden.

Allereerst: ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jacob. Onze God is een God van mensen en een God van de geschiedenis van mensen. Van geslacht op geslacht is Hij bij hen. Hij leidt hen persoonlijk en door die keten van mensen schrijft Hij zijn heilsgeschiedenis. Wij leren God kennen in hoe Hij geschiedenis schrijft met mensen. Uit de verbonden van Abraham, Izaäk en Jakob leren wij wie God is. Hij wordt nu de God van Mozes en schrijft zijn geschiedenis verder. Hij wordt de God van de profeten, die zich verzetten tegen onrecht en afgoderij; de God van de Makkabeeën, die zich met hand en tand verzetten tegen de aanpassing van het volk aan de nieuwe Griekse mode. Bovenal is Hij op het hoogtepunt van de geschiedenis de Vader van Jezus Christus, de mens  geworden Zoon van God. Zo is Hij de God geweest van onze Brabantse voorouders, die trouw het katholiek geloof beleden hebben en hun kracht steeds bij de Lieve Heer gevonden hebben. Ik ben de God van uw vaderen; de God die uw vaderen al kenden. En als Gij mij niet kent of niet voldoende kent: ga dan bij uw vaderen te raden. Kijk naar hun geschiedenis.

Op de tweede plaats zegt God hier: “Ik heb de ellende van mijn volk gezien; Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden, om het weg te leiden uit dit land naar een land van melk en honing.” God is een God, die zich het lijden van de mensen aantrekt. Hij is een medelijdende en bovenal bevrijdende God. De bevrijding uit Egypte is daarbij het grote model: God heeft medelijden met het onderdrukte slavenvolk en bevrijdt het en brengt het naar het beloofde land. Die bevrijdende God openbaart zich telkens in de geschiedenis: Hij bevrijdt het volk van de ballingschap, van de geloofsvervolging in de Makkabeeëntijd. Telkens weer bevrijdt Hij zijn Kerk van neergang en verloedering, van mistoestanden en ketterij. En dat zijn even zovele tekens van de grote bevrijding in Jezus Christus, waarin wij bevrijd zijn van de doem van dood en zonde en waarin wij geleid worden nar het hemels vaderhuis. God breekt alle banden van slavernij en leidt ons naar de vrijheid van de kinderen Gods.

Op de derde plaats openbaart God zijn Naam en vat in die naam zijn wezen samen: Ik ben die is. En in die Naam ligt uitgedrukt, dat Hij de God van de vaderen is. Hij was er immers altijd, voor alle mensen bereikbaar, open naar hen toe. Hij zonder begin en einde, Die is. Maar in het Hebreeuws klinkt in de naam: “Ik ben die is” ook mee: Ik ben die erbij is. Ik ben die helpend en bevrijdend aanwezig is. En zo is de naam “Jahweh” een naam die dicht komt bij “Emmanuel”: God-met-ons, een naam die op zo onvoorstelbare wijze werkelijkheid geworden in de menswording, waarbij dan overigens Gods Zoon de naam ontvangt “Jezus”: Jahweh, God redt.

Onze God is een God, die ons nabij is en die redt, heel de geschiedenis door. Maar uit heel de Bijbel wordt ook duidelijk, dat Hij alleen die mensen werkelijk nabij kan zijn, die zich in geloof tot Hem keren; dat Hij alleen hen kan verlossen, die zich berouwvol tot Hem bekeren.

Daartoe heeft Hij geduld. Dat vertelt ons Jezus in de gelijkenis van de slechte vijgenboom, die geen vrucht draagt. Hij wacht lang, als de vader op de verloren zoon, als de eigenaar van de vijgenboom op vruchten. Maar als er geen bekering komt, ondanks alle uitnodiging en wachten, als de mens zich opsluit in zichzelf, dan is Hij ook een rechtvaardige God, die laat omhakken en prijs geeft aan het vuur.

Onze God is een reddende God, maar je moet wel vertrouwen hebben in Hem en in Mozes om uit Egypte bevrijd te kunnen worden. Anders blijf je achter in een uitzichtloze slavernij. Zo moeten wij vertrouwen hebben in God, in Jezus zijn Zoon, in zijn heilige Kerk. Dan wil en kan Hij ons redden dwars door lijden en dood heen. Amen.