In de parabel die Jezus ons vandaag vertelt, valt vooral de persoon van de vader op, waarin Jezus ons God, de hemelse Vader voorhoudt. Hij is enerzijds geen dwingeland, die zonen de vrijheid ontneemt, ze dwingt bij Hem te blijven. Anderzijds is Hij oneindig barmhartig. De verloren zoon die de liefde van zijn vader misbruikt heeft, hoeft maar tot Hem terugkeren en daarin zijn spijt te betuigen en de vader neemt hem zonder rancune weer in zijn liefde op.  

In de twee zonen stelt Jezus de mensen wel heel scherp tegenover elkaar. De oudste zoon, die gehoorzaam is aan de vader en thuis blijft en trouw zijn plicht doet. Hij staat voor de voorbeeldige godsdienstige mens. Het enige negatieve dat in het verhaal over hem verteld wordt, is dat hij zijn vaders barmhartigheid niet rechtvaardig vindt en dat feest om de verloren zoon wel wat overdreven.

De jongste zoon staat voor de mens, die godsdienstig en moreel is afgedwaald. Hij komt zichzelf tegen en vindt de moed om in alle nederigheid zijn fout te bekennen en op de genade van de vader te vertrouwen.

In welke van die twee zonen kennen we ons terug?

Soms, denk ik, in de oudste. We hebben immers de neiging ons fouten van andere mensen, ook al liggen ze in een ver verleden, te blijven herinneren en ze te blijven aanrekenen. Hoe dikwijls heb ik al gehoord, als ik terloops zei: dat is een aardige behulpzame, goede mens: ja maar, weet u wel: in de oorlog was hij fout of: in zijn huwelijk heeft het ook niet altijd goed gezeten. We hebben nogal eens de neiging van de oudste zoon: mensen die hun leven hebben gebeterd hun fouten te blijven aanrekenen.

Misschien herkennen we ons soms ook wel in de jongste zoon. Misschien zijn we in de loop van ons leven wel eens echt van God weggelopen, uit zijn gratie geraakt door ernstige zonden en hebben we de blijdschap van de vergeving en de verzoening met de Vader mogen ervaren in het sacrament van de biecht. Misschien staat er ook nu nog iets heel ernstigs tussen ons en God in. Dan zegt de apostel Paulus: wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen, door de dienst van de verzoening, die Hij aan ons, de apostelen, heeft toevertrouwd. Keer terug tot God in oprechte bekering en hij ontvangt u met open armen.

Maar ik heb de indruk medechristenen, dat er eigenlijk nog een derde zoon in het verhaal moest zijn. Een zoon, die zich ook zijn erfdeel laat uitbetalen, die het vaderhuis verlaat, in vrijheid wil leven en een huis koopt niet te ver van het vaderhuis. Hij laat zich niet direct in met slechte vrouwen, heeft geen last van de hongersnood en landt niet in de varkensstal. Misschien zouden we ons in die zoon nog het beste terugkennen.

We leven immers tamelijk netjes. We zijn geen heiligen maar ook geen verloren schapen. We staan op onze vrijheid en branden niet van heilige liefde voor de Vader, maar willen ons toch ook niet echt van Hem verwijderen. We gaan naar de kerk, maar als het niet uitkomt, soms ook niet. We bidden, maar het schiet er ook nogal eens bij in. We helpen onze naasten, dichtbij en veraf, maar het moet ook weer niet al te veel van ons vragen. Zijn we daar tevreden mee? Leven in Gods nabijheid en toch op een kritische afstand? Ja eigenlijk wel, het is wel gemakkelijk zo. Maar diep in ons hart hebben we toch wel heimwee naar het echte vaderhuis. Het is alleen veel moeilijker voor ons dan voor de jongste zoon, die volledig vastgelopen was, om echt naar de Vader terug te keren. We missen misschien de ervaring van de diepe verlorenheid, maar toch? Zou het niet fijn zijn, weer helemaal terug te zijn in het vaderhuis, dichtbij de genadige en liefdevolle God. Leven vanuit zijn voelbare nabijheid. Tot die terugkeer roept de veertigdagentijd ons op. En dat betekent concreet teruggaan, misschien stapje voor stapje: meer bidden, meer eredienst, goed maken wat fout was, vechten tegen egoïsme en meer daadwerkelijke naastenliefde; meer vergeving, meer nederigheid. Zo zullen we, misschien stapje voor stapje, meer opgenomen worden in Gods vaderliefde. Hij wacht op ons met uitgestrekte armen. Moge het paasfeest voor ons allen de bezegeling zijn van die thuiskomst bij God. Want dan richt Hij voor de kinderen in zijn huis, die thuisgekomen zijn een feestmaal aan, het paasmaal aan van het eeuwig leven. Amen.