De priester/diaken gaat naar de ingang van de kerk waar de ouders, peter en meter met de dopeling wachten. De priester/diaken verwelkomt hen.

Daarna vraagt hij aan de ouders:

Welke naam hebt u aan uw kind gegeven?

De ouders noemen de naam van het kind.

Moge deze namen geschreven staan in het boek des levens en gegrift in de palm van Gods hand.

Wat vraagt u voor N. van de Kerk van God?

ouders: Het doopsel.

(andere mogelijke antwoorden:

  • het geloof
  • de genade van Christus
  •  de opneming in de Kerk;
  •  het eeuwig leven;
  •  Aan de Kerk van God vragen wij dat ons kind gedoopt wordt om te leven als kind van God.)

 Ouders, u vraagt het doopsel voor uw kind. Van u wordt verwacht, dat u uw kind opvoedt in het geloof en het leert leven naar Gods geboden volgens de woorden van Christus: bemint God en de naasten. Bent u zich bewust van de taak die u hiermee op u neemt?

Ja, dat beseffen we.

Ouders, door u zijn een peter en/of meter gekozen om u te helpen bij de geloofsopvoeding van uw kind. Mede namens de Kerk zullen zij u bijstaan en in voorkomende omstandigheden kunt u rekenen op hun steun. Daarom vraag ik u, peter en meter: bent u bereid de ouders in hun taak bij te staan?

Ja, daartoe zijn wij bereid.

ofwel:

En u, peters en meters, bent u bereid de ouders in hun taak bij te staan?

Ja.

De gemeenschap van Jezus Christus neemt jullie, N.en N., met vreugde in haar midden op. Daarom geef ik je in naam van de Kerk het kruisteken, het teken van onze Verlosser.

Ouders, peter en meter, geeft ook u na mij dit teken van Jezus Christus aan uw kind.

De priester/diaken, en na hem de ouders en de peter en de meter, geven het kind een kruisteken op het voorhoofd. Daarna begeven allen zich zo mogelijk naar de plaats waar normaal de liturgie van het woord gehouden wordt.