U vindt hier de officiële teksten en riten voor de kinderdoop in de katholieke Kerk. Er circuleren soms nog vreemde teksten die door een particuliere werkgroep of een individuele priester zijn samengesteld. Zij hebben echter geen enkele autoriteit en doen afbreuk aan de eenheid van sacramentenbediening in de Kerk. Iedere gelovige heeft het recht van de betreffende priester of diaken een normale kerkelijke sacramentenbediening te vragen met de teksten en de riten die door Kerk zijn voorgeschreven.

Bedienaar

De gewone bedienaar van het doopsel is de bisschop, de priester of de diaken. Zij zijn altijd bevoegd het doopsel toe te dienen.

Volgens het kerkelijk recht kan de bisschop een lekengelovige het verlof geven plechtig het doopsel toe te dienen als er door een tekort aan gewone bedienaren langere tijd geen doopsel mogelijk zou zijn. Dit is in ons land niet aan de orde.

In het bisdommen Den Bosch is en wordt aan leken nooit verlof gegeven te dopen, dus ook niet aan pastoraal werkenden. Als hier een pastoraal werkende zich op zou maken te gaan dopen, weet u zeker dat hij/zij onwettig bezig is. U moet een dergelijke doopbediening weigeren en eisen dat de verantwoordelijke priester of diaken de doop toedient.

In de andere bisdommen hebben de bisschoppen soms wel verlof gegeven aan leken om te dopen. Toch vrage men steeds naar de concrete bevoegdheid. Immers de praktijk wijst uit dat dat men zich in de pastoraal niet altijd stoort aan bevoegdheden maar soms er alleen op uit is zichzelf of zijn functie te profileren.

Dient een leek met volmacht van de bisschop het sacrament toe, dan wijkt het ritueel op bepaalde punten af. Bepaalde riten zoals de zalving met chrisma na het doopsel moeten dan achterwege gelaten worden. In de beschrijving van het ritueel zal dat telkens ter plaatse worden aangegeven.

Ontvanger

Normalerwijze wordt het ritueel van de kinderdoop gebruikt totdat de kinderen 7 jaar zijn. Daarna dient het ritueel voor de volwassenendoop te worden gebruikt waarin ook tegelijk het vormsel en de eerste eucharistie is opgenomen. Aan deze volwassenendoop gaat i een catechumenaat van minstens vooraf.

Nooddoopsel

Natuurlijk blijft de aloude kerkelijke regel gelden: in stervensgevaar mag en moet eenieder dopen. Dit dient dan te geschieden door gewoon water over het hoofd (of als dit niet mogelijk is over een ander deel van het lichaam) te gieten en gelijktijdig te zeggen: “Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.”

Herstelt het kind (of de volwassene), dan kan hij niet opnieuw gedoopt worden. Men kan wel naar de kerk komen voor de aanvullende plechtigheden. Ook als een leek in geval van nood iemand heeft gedoopt, moet hij dit aan de parochie meedelen zodat de gedoopte in het doopboek van de parochie kan worden ingeschreven.

Geldigheid

De Kerk kent een heel ritueel rond de toediening van de doop met toeleidende en verklarende plechtigheden, maar de kern is de doop zoals hier boven beschreven. De begieting met water onder gelijktijdig uitspreken van bovengenoemde doopformule is nodig voor de geldigheid.

 Ongeldig is de doop als

– één persoon het water giet en een ander de tekst uitspreekt

– een persoon begiet en de Vader aanroept, een tweede persoon begiet en de Zoon aanroept en een derde de heilige Geest.

 – men een andere tekst gebruikt dan bovenstaande.

Door het sacrament van het doopsel word je opgenomen in het heil van Christus. Daarom kan dit voor iedereen zo belangrijke sacrament als het nodig is door iedereen bediend worden. Anderzijds is het doopsel de poort tot de kerk en de andere sacramenten. Het moet dus wel geldig zijn toegediend, wil je lid zijn van de kerk van Christus en wil je de andere sacramenten kunnen ontvangen.

Doopsel in andere christelijke gemeenschappen

De katholieke Kerk erkent het doopsel dat in andere christelijke kerken en kerkelijke gemeenschappen is toegediend door begieting of onderdompeling en het gelijktijdig aanroepen van de drie-ene God. Onder die erkenning vallen uiteraard alle oosterse kerken en de grote protestantse kerken in ons land.

Dat betekent dat wanneer iemand vanuit die gemeenschappen overgaat naar de katholieke Kerk, hij of zij niet opnieuw gedoopt mag worden. Volgens aloud voorschrift in de Kerk is het ten strengste verboden het doopsel een tweede maal toe te dienen.

Bij de anderen moet men nagaan op welke wijze indertijd gedoopt is. Was het ongeldig (zoals bv bij de Jehova’s Getuigen) dan moet er opnieuw gedoopt worden. Is er twijfel, dan moet er “onder voorwaarde” gedoopt worden, dwz dat de bedienaar zegt: “Als u niet gedoopt bent, doop ik u nu in de naam…..”

Indeling van de doopviering

We gaan hier uit van de doop van meerdere kinderen tegelijk. De Kerk heeft een voorkeur voor een doop van meerdere kinderen tegelijk. Zij ontraadt in ieder geval meerdere doopvieringen achter elkaar. Betreft het de doop van één kind, dan worden de teksten dienovereenkomstig aangepast.

 1. De ontvangst van de kinderen

 2. De liturgie van het woord

 3. De viering van het doopsel

 4. De verklarende riten