bij: Deut. 8, 2-3.14b-16a en 1 Kor. 10, 16-17 en Joh. 6, 51-58
In iedere eucharistieviering roept de priester na de consecratie uit: het mysterie van het geloof. Om dit mysterie van het geloof viert de kerk vandaag feest. En dat mysterie van het geloof is niets anders dan de voortdurende aanwezigheid van de persoon van Jezus zelf en van zijn verlossingswerk. De aanwezigheid van zijn persoon en de nabijheid van zijn verlossingswerk hoeven we niet alleen geestelijk, in het geloof van de ziel te beleven. We zijn mensen, we hebben behoefte aan tastbare, concrete dingen. God neemt onze lichamelijkheid en onze stoffelijkheid serieus, zo serieus, dat Hij zelf incarneerde, vlees werd in Jezus zijn Zoon. En als Jezus met zijn broeders in verbinding wil blijven door de tijden heen, dan wil Hij dat ook heel stoffelijk doen, en wel in de tekenen van brood en wijn, die op geheimnisvolle wijze zijn persoon en zijn heilswerk bevatten. Dat is het testament, het nieuwe verbond, dat Hij op de laatste avond van zijn leven aan zijn kerk nalaat. En iedere keer als de priester in zijn Naam consacreert wordt brood zijn Lichaam voor ons gebroken op het kruis, wordt de wijn zijn bloed, op het kruis vergoten tot vergeving van de zonden, wordt opnieuw zijn levensoffer waardoor wij gered zijn werkelijkheid. Wij, zijn Kerk, mogen samen met Hem, dit zoenoffer opdragen aan de Vader. We staan in tijd en plaats niet ver van Golgota. In de eucharistie zijn we erbij. De eucharistie is werkelijk onder tekenen het offer van het Lichaam en Bloed van Christus, dat de Kerk met Christus aan de Vader opdraagt. Het mysterie van het geloof.
Tegenover de Joden vergelijkt Jezus zichzelf met brood. Zoals je voor je dagelijks leven brood, eten nodig hebt, zo heb je zijn persoon broodnodig om eeuwig te hebben en te houden. En dan zegt Hij het tot verbazing en verontwaardiging van de Joden heel concreet: het brood van de hemel, het brood van eeuwig leven is mijn vlees. Je moet mijn vlees eten en mijn bloed drinken om eeuwig leven in je te hebben. Wat voor de Joden onbegrijpelijk was is voor ons sinds het laatste avondmaal duidelijk geworden: als vrucht van zijn offer moeten we telkens het brood, dat geconsacreerd is tot zijn Lichaam eten, en de wijn, die geconsacreerd is tot zijn Bloed drinken. Zo houdt Hij door zijn Persoon zijn leven in ons gaande. Zo blijven we op de innigst denkbare wijze met Hem verbonden in de communie, de innigste en meest concrete vorm van gemeenschap met Christus. Zo voltrekt zich het mysterie van het geloof, wekelijks, dagelijks. Paulus zegt: omdat het brood een is, vormen wij allen tezamen een Lichaam, want allen hebben wij deel aan het geloof ene brood. Als wij communiceren met Christus, met zijn Lichaam in de eucharistie, worden wij één gemeenschap, een Lichaam van de Kerk. De kerk wordt dus opgebouwd; gevormd, niet allereerst in werkgroepen. De eucharistie, Christus maakt ons heel concreet tot tafelgenoten van Hem en daardoor van elkaar. Dat is het mysterie van het geloof.
De eucharistie is daarmee het grootste geheim, dat ons gegeven is, als de concrete, door Christus gewilde beleving van het geloof. De eucharistie is zo het hart van de kerk, het hart van de geloofsbeleving. En wie anders beweert heeft van de meest elementaire dingen van het katholieke geloof nog weinig begrepen. We zijn geroepen tot communie met de Heer en tot communie met de Kerk. Anderzijds roept de kerk haar gelovigen op waardig te communie te gaan. Als de feitelijke gemeenschap met de kerk en met Christus verbroken is door ernstige zaken tegen het christelijk moraal: door dat je bv een lange tijd niet meer naar de kerk bent geweest, door dat je in onregelmatige huwelijksverhoudingen leeft, doordat je ernstige zonden hebt begaan, mag je en kun je niet communiceren. Dat toch proberen betekent het Lichaam van de Heer in de eucharistie en in de kerk miskennen; dat leidt niet ten leven maar ten dode. Men zal zich eerst met Christus en de Kerk moeten verzoenen door het sacrament van de: biecht. “Wie onwaardig het Lichaam des Heren eet, eet zich een veroordeling, schrijft Paulus. Het mysterie van het geloof, dat ons in de eucharistie is geschonken nodigt ons uit tot dankbare en innige deelname. Het nodigt ons ook uit tot een heilige schroom, omdat we mogen naderen tot het Allerheiligste, onze heiland en Verlosser Jezus Christus zelf, die in de gedaante van brood met ons wil communiceren. Amen.