bij: Mal. 1, 14b-2, 2b.8-10 en 1 Tess. 2, 7b-9.13 en Mt. 23, 1-12
In de eerste lezing uit de profeet Maleachi gaat God nogal te keer tegen de priesters uit die tijd en in het evangelie vaart Jezus uit tegen de farizeeën en de Schriftgeleerden. De leiders van het volk van God komen er niet bepaald goed van af. En nou kunnen we natuurlijk zeggen: dat was toen. Het gaat hier niet over de christelijke kerk. Of toch wel? Kunnen we uit deze schriftteksten toch iets leren omtrent het functioneren van het kerkelijke ambt in onze tijd, in onze Kerk? Ik denk het wel, anders zou de Kerk onze deze teksten niet voorhouden.
Allereerst in het evangelie: Jezus erkent de positie van de Schriftgeleerden en de farizeeën. Zij zitten terecht op de leerstoel van Mozes. Wat zij zeggen en leren mag je niet aan je laars lappen. Onderhoudt alles wat zij u zeggen, zegt Jezus. Datzelfde geldt voor de leiding in de Kerk, paus en bisschoppen. Zij spreken met het gezag van Christus. Zij leren in de Naam van Christus. Wie u hoort, hoort Mij. Je hebt dus tegenover God geen been om op te staan, als je niet doet wat zij zeggen. Maar anderzijds constateert Jezus in zijn tijd een grote schijnheiligheid bij
die Schriftgeleerden en farizeeën. Ze doen zelf niet wat ze preken. Dat gevaar is bij de leiders in onze Kerk natuurlijk ook aanwezig. Ook zij blijven, hoewel met gezag bekleed, zwakke en zondige mensen. Als we geconfronteerd worden met leiders in de Kerk, die wel de juiste leer voorhouden, maar het zelf niet doen, dan moeten we ze wel volgen in de leer, maar niet in hun daden. Niet zeggen: als zij het in de praktijk niet zo nauw nemen, hoef ik dat ook niet. Handelt naar hun woorden, niet naar hun daden. Anderzijds is het een oproep aan de leiders in de kerk om wat ze preken ook zelf nauwgezet in praktijk te brengen. Je niet laten voorstaan op je ambt, maar in nederigheid en dienstbaarheid zelf in praktijk brengen wat je leert en verkondigt. Heel concreet: als een priester trouw de leer van de Kerk verkondigt, maar hij rijdt in de praktijk een scheve schaats, dan roept Christus de gelovigen op niet die leer van de priester te verwerpen, maar hem alleen in de praktijk niet na te volgen. En priesters worden opgeroepen zich in alle bescheidenheid te stellen onder de leer die zij verkondigen en daaraan nauwgezet te beantwoorden.
In de eerste lezing is nog iets anders aan de orde. Daar spreekt God dreigende taal tegen priesters, die door hun lering velen hebben laten struikelen en die zich niet bekommeren om de glorie van Gods Naam. Ook dat komt in onze Kerk voor. Natuurlijk, de Kerk als geheel kan niet dwalen; de eenheid van paus en bisschoppen garandeert de waarheid, omdat Christus aan hen de bijzondere bijstand van de heilige Geest beloofd heeft. Afzonderlijke bisschoppen en priesters moeten zich aan die ene leer en aan die ene discipline conformeren. Maar dat gebeurt lang niet altijd. Met name in onze tijd zijn er nogal wat priesters en theologen, die een leer preken, die niet van de Kerk is, maar van henzelf; die een liturgie vieren met eigen riten en teksten. Zij zien niet God, maar de mensen naar de ogen en laten door hun lering velen struikelen. Ze voeren mensen op dwaalwegen en bedreigen de eenheid van de Kerk. Zij zijn bedriegers, zegt Maleachi, en Gods toorn zal over hen komen.
De lezingen van vandaag houden ons heel concrete dingen voor omtrent het kerkelijk leven. Priesters hebben de opdracht niet hun eigen leer, maar de leer van Christus, de leer van de Kerk te verkondigen. Mondige gelovigen, die het geloof van de Kerk kennen, moeten zich niet door priesters, die afwijken van de leer laten bedriegen, hoe gemakkelijk en verleidelijk die leer ook is. Priesters hebben als leraren van het gelovige volk de opdracht de ware leer te verkondigen en zelf ook volgens die leer te leven. Naar die priesters moeten de gelovigen luisteren, want zij zijn de dienaren van Christus, de ene Leraar van de Kerk. Priesters en gelovigen moeten beiden dienstbaar zijn, elkaar dienen vanuit hun eigen plaats in de Kerk. Beiden moeten dienstbaar zijn aan het woord van Christus door het te verkondigen, door het aan te nemen en te beleven. Want al wie zich boven het Woord van Christus verheft, zal vernederd worden. Amen.