bij: Ex. 22, 20-26 en 1 Tess. 1, 5c-10 en Mt. 22, 34-40

Voor het gevoel van veel mensen verdraagt zich het “gij zult, gij moet” uit het evangelie niet direct met beminnen, met liefhebben. Voor veel mensen zijn “moeten” en “liefhebben twee verschillende dingen. Liefde laat zich niet dwingen, zeggen ze dan. Men gaat dan uit van liefde als vooral of alleen maar een gevoel, dat je hebt of dat je niet hebt. In die zin spreekt Jezus niet over de liefde. Het christelijk begrip van liefde is veel meer dan gevoel alleen. Ik zou zelfs durven zeggen: voor de christelijke liefde is het gevoel niet bepalend. Christelijke liefde in al zijn vormen wordt gedragen door de wil. De wil namelijk om je eigen ik opzij te zetten en de ander in het middelpunt te plaatsen. Niet het gevoel maar wel die wil ligt binnen het vermogen van iedere mens. Je moet er vaak wel moeite voor doen, en soms veel moeite om jezelf opzij te zetten en de ander in het middelpunt te plaatsen, maar het ligt binnen ons bereik. Je kunt er jezelf toe dwingen. Daarom kan Jezus zeggen: gij zult, gij moet beminnen, als je christen wilt zijn.

God beminnen is dus niet op de eerste plaats een geweldig gevoel, al maakt het op de momenten, dat je dat gevoel hebt de liefde wel een stuk gemakkelijker. De liefde is op de eerste plaats de wil om te doen wat gedaan moet worden om God in het middelpunt van je leven te plaatsen en dat ook daadwerkelijk te doen. Liefde bestaat vaak uit het moeilijke karwei je eigen ik opzij te zetten en God in het middelpunt te plaatsen. Met eigen luiheid en laksheid vechten om tijd uit te trekken voor het gebed, de moeite opbrengen om misschien met een zekere tegenzin een rozenhoedje te bidden, iets prettigs opzij te zetten om naar de kerk te gaan, een veeleisende keuze in je leven maken, omdat Gods gebod dat vraagt, vechten voor trouw en gehoorzaamheid aan Gods geboden, dat zijn daden van liefde. Als je dat alleen met je gevoel kunt ben je een begenadigd mens, maar de meesten van ons zullen om die liefde op te brengen hun wil moeten blijven trainen.

Met de liefde tot de mensen is het niet anders. Als die liefde alleen maar gedragen wordt door het gevoel en niet door de wil, dan zal die liefde vaak maar heel beperkt en soms heel kortstondig zijn. Dan zijn we, zoals Jezus zegt, net als de heidenen: die zijn ook goed voor de mensen die ze sympathiek vinden of die goed zijn voor hen. Maar van christenen wordt gevraagd dat ze zelfs hun vijanden liefhebben. Naastenliefde is de wil mijzelf opzij te zetten als de ander mij nodig heeft, wie het ook is en of ik hem nou sympathiek vind of niet. Ook naastenliefde is vaak vooral een kwestie van willen en jezelf geweld aan doen. Met gevoel alleen los je een ruzie, waarbij men jou vreselijk op je tenen heeft gestaan niet op. Met gevoel alleen lukt het meestal niet de minste te zijn. Daar is wilskracht en zelfverloochening voor nodig. Ook in een christelijk huwelijk, waarin de echtgenoten de trouwe liefde voor elkaar tot een levensopgave hebben gemaakt, is de wil tot liefde de dragende factor. En waarschijnlijk, omdat die wil en daarbij behorende zelfverloochening onvoldoende aanwezig is en men teveel vertrouwt op zijn gevoel, lopen zoveel huwelijken stuk.”

Het gebod van de liefde, dat alle andere geboden omvat, is een moeilijk gebod. Het vraagt wilskracht en zelfverloochening. Ook hier geldt: de dienaar is niet meer dan zijn Heer. Het grote voorbeeld van de liefde is de Heer, machteloos uitgestrekt en vastgenageld op het kruis, dat Hij in gehoorzame liefde tot God zijn Vader en voor het heil van de mensen vrijwillig heeft aanvaard. Het moest gebeuren voor de eer van God, voor het heil van de mensen. Daarom deed Hij het uit liefde. Laten wij doen wat er voor God en de mensen gedaan moet worden, voor de eer van God en voor het heil van de naasten, met wilskracht en zelfverloochening. Dan zal de Heer ons als de zijnen herkennen, als de zijnen die het gebod van de liefde volbrengen. Amen.