Op deze zondag en op de vier volgende zondagen horen we in de eucharistie het 6de hoofdstuk van het Johannesevangelie. Vandaag begon het met het verhaal van wonderbare broodvermenigvuldiging. Het gaat in heel het zesde hoofdstuk over brood. En dat woord brood heeft bij Johannes verschillende niveaus. Ik denk dat het goed is om even bij de drie niveaus waarop de bijbel het woord ‘brood’ gebruikt stil te staan. Allereerst wordt er ons dagelijks brood mee bedoeld. Brood staat dan voor de allereerste levensbehoefte: het eten om in leven te blijven. Zij die de hongerwinter in het westen van het land hebben meegemaakt hebben aan den lijve ervaren, hoe levensnoodzakelijk het dagelijks brood voor een mens is. Trouwens dagelijks zien we op de tv hoe een groot gedeelte van de wereld hongert en sterft bij gebrek aan dat dagelijks brood. Deze mensen zijn er op aangewezen dat wij ons; dagelijks brood met hen delen. Het is een eerste gebod van menselijkheid en dus van christen zijn, dat we ons dagelijks brood niet voor onszelf houden, maar het delen met hen die honger hebben. Deze grondhouding is ook in het evangelie vanzelfsprekend: “hoe moeten we brood kopen om deze mensen te 1aten eten, zegt Jezus. Hij wil de mensen die hem gevolgd zijn en uitgeput en hongerig te eten geven. En al zijn er dan maar vijf gerstebroden en twee vissen, het moet gedeeld worden. En steeds weer komt men dan tot de bevinding, dat wanneer men bereid is te delen er voor iedereen voldoende is en zelfs nog overblijft.

Maar de mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder Woord dat uit de mond van God voortkomt, zegt Jezus. Hoe levensnoodzakelijk het dagelijks brood ook is, het is niet voldoende. De mens heeft ook behoefte aan erkenning, liefde, geborgenheid en uiteindelijk aan gemeenschap met God: aan heil, levensvervulling. Dat duidt Jezus ook met brood aan. Tot de mensen die hem gevolgd zijn spreekt Hij in het 6de hoofdstuk van. het Johannesevangelie over het brood van het leven.

En daarmee bedoelt Hij dan zijn woord en zijn persoon. Als je in Hem en in zijn woord gelooft, dan heb je alles wat de hele mens voedt en verzadigt, een antwoord op al je behoeften en vragen. In Jezus spreekt God zijn meest persoonlijke woord: het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Zodoende is Jezus en zijn Woord brood voor ons leven. Dat Woord schenkt ons de zekerheid, dat we niet voor niets leven, maar dat we dwars door kruis en lijden heen op weg zijn naar het hemels vaderhuis waar een liefdevolle God ons opwacht. Zijn woord roept ons op tot een menselijker wereld waarin wij voor elkaar naasten zijn. Zijn Woord is brood voor ons leven. Daarom spreekt de Kerk ook van de tafel van het Woord die ons in de kerk bereid wordt. Tijdens de woorddienst van de eucharistie mogen we het Brood van ons leven het Woord van Jezus in ons opnemen.

Maar er is nog een derde niveau dat nog verdergaat in het evangelie, nl de eucharistie, de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer in brood en wijn. De eucharistie is niet toevallig een maaltijd. De maaltijd is teken van gemeenschap. We spreken van communie dwz gemeenschap met Christus en door Christus met elkaar als broeders en zusters. Het Woord van God, dat we met ons hoofd en ons hart in ons opgenomen hebben komt nog dichter bij ons. Het vleesgeworden Woord wordt brood.  Jezus die door zijn Woord en persoon in geestelijke zin brood des levens is, wordt in de eucharistie heel concreet dat stukje brood dat Hij ons aanreikt. Zo hebben we de hoogste gemeenschap met Hem, zo mogen we met Hem communiceren.  Zo staan we door Hem in levende gemeenschap met de Vader: wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik leef door de Vader, zo zal Hij die mij eet leven door Mij. In de eucharistie vindt de behoefte van mensen naar brood zijn volle en uiteindelijke zin. We leggen op het altaar het brood van de aarde en we ontvangen het terug als brood des levens in de volle zin, dat blijvende gemeenschap sticht tussen God en. ons mensen. Dat komt tot uitdrukking in het gebed dat de priester in ieder eucharistie bidt bij het klaarmaken van de gaven: geprezen zijt Gij, God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde,  het werk van onze handen, maak het voor ons tot brood van eeuwig leven. Amen.