bij: Sir. 15, 15-20 en 1 Kor. 2, 6-10 en Mt. 5,17-37

Zoals u misschien weet, publiceer ik nog wel eens iets op het internet als er vreemde dingen over het katholieke geloof worden beweerd door zogenaamde katholieken. Ik krijg dan steevast van allerlei kanten het verwijt: u bent iemand van regeltjes, net als de paus en de bisschoppen. En als Jezus ergens tegen was, dan was het tegen regels en wetten! Jezus had begrip voor mensen. Dat laatste is zeker waar maar Hij had begrip voor de rouwmoedige mens die hunkerde naar vergeving zoals de tollenaar Zacheüs of de zondares die zijn voeten zalfde. Maar voor de zondaar die in zijn zonde blijft, heeft Hij geen begrip en is er geen barmhartigheid. Jezus noemt Herodes en vos en zegt van Judas dat het beter was dat hij niet geboren was; alleen de rouwmoedige moordenaar aan het kruis krijgt vergeving en de belofte van de hemel, niet de andere.

Het afschaffen van de christelijke moraal en die terugbrengen tot een soort vage naastenliefde van goede bedoelingen zoals dat tegenwoordig vaak gebeurt, steunt in ieder geval niet op Jezus en op zijn evangelie.

Wat Jezus afschaft zijn de Joodse spijs- en reinheidswetten. Daarvan zegt Hij: niet wat de mond ingaat (zoals varkensvlees) verontreinigt de mens, maar wat uit de mond van de mens komt, dwz uit het hart, dat verontreinigt de mens (boze gedachten en begeerten).

Maar de morele wet scherpt Jezus aan.

Daarvan zegt Hij in het evangelie van vandaag: “Ik ben niet gekomen om op te heffen maar om te vervullen.” Hij verklaart zelfs dat je strikt houden aan de letter van de geboden zoals de Schriftgeleerden en farizeeën doen, niet voldoende is om in de hemel te komen. En Jezus geeft dan enkele voorbeelden. Iedereen kent het gebod uit de tien geboden: “gij zult niet doden” maar Jezus scherpt dat gebod aan: ook boos blijven op je naaste of hem uitschelden is ernstig kwaad. De evangelist Johannes had dat goed verstaan van Jezus en schrijft dan ook in zijn eerste brief: “wie zijn broeder haat, is een moordenaar en u weet dat een moordenaar het eeuwig leven niet blijvend in zich heeft”

Het is heel duidelijk dat Jezus zegt, dat het geen zin heeft deel te nemen aan de eredienst als er nog iets in staat tussen jou en je naaste en als je er niet alles aan gedaan hebt om het goed te maken. Wie echtbreuk pleegt, verliest het eeuwig leven maar Jezus voegt daar nog aan toe dat het toegeven aan begeerte al ernstig zondig is.

Volgens de oude wet mocht je een vrouw verstoten maar je moest haar wel een scheidingsbrief geven zodat ze kon aantonen dat ze niet weggelopen was. Jezus maakt het echtscheidingsverbod absoluut en noemt een tweede huwelijk na echtscheiding echtbreuk. Speciaal op dit punt wordt de Kerk hardheid verweten met weinig begrip voor de mensen. Ik zeg u, en wie zijn ogen open heeft, kan het lezen: het is de hardheid van Jezus zelf die de zonde duidelijk benoemt en aanwijst. Natuurlijk is er verschil tussen de zonde en de zondaar. De ernst van de zonde wijst Jezus, wijst de Kerk aan; in hoeverre iemand persoonlijk schuldig is en straf verdient, dat is een oordeel dat alleen God kan vellen, niet de mens. Maar de moderne mens lijkt al niet te kunnen verdragen dat je de zonde aanwijst. Ook veel gelovigen verdragen niet dat je de zonde op de preekstoel benoemt. U moet positiever preken, zeggen ze dan. De mensen bedoelen het toch goed. Of dat zo is, laat ik in het midden maar met goede bedoelingen alleen, komen we er niet. Het geloof, de apostel Jakobus in zijn brief is daar heel duidelijk in, vraagt om daden. Zonder de juiste daden, zullen we het eeuwig leven niet binnengaan. Voor jezelf vertrouwen op verzachtende omstandigheden die God bij te oordeel wel zal zien, lijkt op vermetel vertrouwen en doet afbreuk aan de ernst waarmee Jezus ook vandaag weer oproept een hoogstaand moreel leven, verbonden met de steeds hernieuwde oproep: bekeert u. Dan besluit ik met een zin uit de eerste lezing: Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden en het is ook verstandig te doen wat de Heer behaagt. Voor de mens liggen immers het leven en de dood, en wat een mens behaagt, wordt hem gegeven. Amen.