Belangrijke dingen in het leven, medechristenen, de dingen die ons leven de moeite waard maken, komen niet op de eerste plaats voort uit redeneringen. Als iemand je vraagt: hoe komt het dat je nu juist bevriend bent met die of die, dan kun je dat meestal niet beredeneren. Je kunt er wel van alles over zeggen, maar precies verklaren en beredeneren kun je dat niet. Dat je bevriend bent met iemand, komt voort uit een min of meer toevallige ontmoeting. Je ligt elkaar; je hebt blijkbaar op een betere manier dan gewoon contact met elkaar, intenser en dieper dan met andere mensen. Als je vraagt waarom twee mensen van elkaar houden, dan kunnen ze hoogstens zeggen: we hebben elkaar ontmoet en opeens was het er of langzamerhand is het in de ontmoeting gegroeid. Je kunt er naderhand wel over redeneren, maar dat is niet het diepste. Het diepste is de ontmoeting en de ervaring van iets voor elkaar te voelen.

Zo is het ook met geloven. Je kunt een heleboel redeneren over het geloof, je kunt er boeken over lezen, de catechismus bestuderen, je kunt zelfs hoogwetenschappelijk theologie bedrijven, maar dat wil nog niet zeggen dat je gelooft. Geloven is op de eerste plaats een ontmoeting, een diepe, bijna onuitsprekelijke ervaring, nu niet met een mens maar met God; een ontmoeting die je leven grondig beïnvloedt, ja zelfs verandert; een ontmoeting die je leven definitief met God verbindt. Je moet het voelen, je moet erdoor geraakt worden dat je bij God hoort en Hij bij jou.

Over die ontmoeting met God, over die ervaring van zijn aanwezigheid gaat het in de twee lezingen van vandaag. Twee ontmoetingen met God, twee keer een ervaring van zijn majesteit, die een mens doet sidderen en beven en tegelijk ook een ervaring van zijn nabijheid en zijn liefde.

Allereerst Jesaja, de profeet. Hij heeft een visioen waarin hij God ziet. Hij ervaart in dat visioen iets van de geweldige majesteit Gods, gezeten op een verheven troon omgeven door een onaardse hofhouding van serafs, wonderlijke hemelse figuren die Gods heiligheid en verhevenheid uitzingen. Jesaja voelt zich ontzettend nietig in vergelijking met die grote en heilige God. Bewust van de heiligheid Gods voelt hij zich tekort schieten als zondige mensen, die niet veel meer kan dan zonden doen en fouten maken. Hij is angstig en bang in zijn contact met God. Hij kan de ontmoeting maar nauwelijks aan. Hij heeft het gevoel, dat hij kijkt in een licht dat te fel is voor zijn zwakke ogen. Hij denkt te sterven in zijn contact met God. God is te groot en Jesaja te klein. God is te heilig, hij te zondig. Maar dan weet hij heel zeker, dat God zelf die ontmoeting wil. Dat God hem heilig wil maken. Die ervaring wordt in het visioen uitgedrukt door de seraf die met een gloeiende kool zijn lippen aanraakt. Zij zonden worden weggebrand. God heeft hem aangenomen en geheiligd. En het besef van die verbondenheid met God doet de angst bij Jesaja enigszins verdwijnen en doet hem zeggen: “Heer, hier ben ik, stuur mij maar om uw zaak in deze wereld te verdedigen.”

Op het meer van Galilea is het geen direct visioen van Gods heiligheid, maar een ontmoeting met Jezus, in wie Gods heerlijkheid even oplicht. Twee boten vol vis vangen de apostelen op zijn woord. En ook hier net als bij Jesaja is er bij Petrus allereerst angst voor Jezus macht, voor Gods majesteit en daarbij een groot besef van zondigheid: “Heer, ga weg van mij, ik ben een zondig mens.” Maar Jezus gaat niet weg. Hij wil met mensen omgaan: “Weest niet bang, voortaan moeten jullie voor Gods zaak werken in de wereld, mensen vangen voor God. En ze lieten alles achter om hem te volgen.

Ook wij kunnen alleen in God geloven, en staan voor zijn zaak in deze wereld, als we ervaren hebben wie God is. We zijn niet op het meer van Galilea geweest, we hebben wellicht geen visioen gehad; maar toch hebben wij, ieder op onze eigen wijze God ervaren; misschien in het luisteren naar de verhalen uit de bijbel, in het beleefd geloof van onze ouders, misschien in de gebeurtenissen die we meemaakten in ons leven. We hebben allemaal een besef van Gods grootheid en majesteit; alleen al wanneer we kijken naar die geweldige schepping; we hebben ook het besef van onze eigen kleine pietepeuterigheid, ons tekortschieten. We mogen ook weten dat God ons in Jezus desondanks wil ontmoeten. Dat Hij ons vergeeft, als we ons van onze zondigheid bewust zijn en om vergeving vragen. Laten we vandaag ook heel duidelijk beseffen, dat Hij van ons verwacht, dat we alles wat van Hem wegvoert achterlaten en Hem volgen; dat we met Jesaja zeggen: Hier ben ik, ik ben tot uw dienst, tot de dienst van uw evangelie. Want ik ken U, verheven God, die met ons wilt zijn in Jezus uw Zoon en die door Hem alle mensen wilt brengen tot uw onuitsprekelijke heiligheid. Amen.