Wie God in zijn leven wil ontmoeten, moet zijn oren open zetten. Want het geloof is uit het gehoor, zegt de apostel Paulus. In de eerste lezing van deze zondag wordt ons verteld, hoe de jonge Samuel tot profeet geroepen wordt. Maar hij moet eerst een gebrek in het horen overwinnen. Drie keer hoort hij namelijk verkeerd. Als God tot hem spreekt, meent hij, dat Eli, de priester van het heiligdom in Silo, hem roept. Waarschijnlijk hoort hij verkeerd, omdat hij er helemaal geen rekening mee houdt, dat God tot hem zou kunnen spreken. En het is Eli tenslotte, die hem leert, hoe men Gods roepstem moet beantwoorden: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.”
In het evangelie horen we hoe Johannes de Doper zijn leerlingen attent maakt op Jezus. Johannes treedt als getuige op voor de Heer, als hij uitroept: “Zie het Lam Gods”. Hij is een verkondiger, iemand die anderen door wat hij zegt tot hoorders van het woord van God maakt, bij anderen interesse wekt voor degene die hij verkondigt. En we zien dat ook gebeuren. Andreas heeft naar het woord van de Doper gehoord, en wat hij met Jezus die dag beleeft, kan hij niet voor zich houden. Hij moet het verder vertellen: aan zijn broer Simon. En dan herhaalt zich wat de Doper gedaan heeft. Andreas wordt verkondiger en Simon luistert en gaat naar Jezus toe.
Wat kunnen wij uit de lezingen van deze zondag leren? Twee belangrijke dingen: Ten eerste: geloof is uit het gehoor. Het komt van horen zeggen. Daarom moeten we altijd wantrouwend staan tegenover mensen, die zich in geloofszaken beroepen op hun gevoel of op hun intellect: ik voel het zo of ik heb het zo beredeneerd. Geloven is een instemmend antwoord geven op Gods spreken; is dus kunnen luisteren naar Gods stem. Waar kunnen we die stem dan horen? De lezingen van vandaag geven twee situaties aan: Samuel die Gods stem hoort in de stilte van de nacht, in het heiligdom. God spreekt hem al het ware rechtstreeks in het hart en vraagt hem zijn profeet te worden. Dat rechtstreekse woord van God, waardoor Hij je roept tot een bepaalde taak, bv tot het priesterschap, tot het kloosterleven, tot een taak binnen de Kerk, kan alleen in de stilte van het gebed gehoord worden. En om het juist te verstaan heb je ook nog net als Samuel de geestelijke leiding van een ervaren man als Eli nodig. Misschien daar wel de reden: minder roepingen: geen stilte, onbegrip bij de jeugd – geen mensen die hen helpen te verstaan.
Naast dat min of meer rechtstreekse spreken van God in de situatie van je persoonlijke leven, spreekt God vooral door zijn verkondigers: de profeten in het oude testament, Johannes de Doper in het evangelie vandaag en natuurlijk dé verkondiger Jezus. Geloven betekent dus gehoor geven aan hen. Geloven is dus niet bij jezelf te rade gaan en zeggen: ik wil dit of ik denk dat het zus of zo zit. Geloven betekent luisteren naar God, die zich openbaart. En in onze concrete situatie spreekt God door zijn Woord zoals het binnen en in gemeenschap met de Kerk van alle eeuwen verkondigd wordt. Geloven is dus niet je oren laten strelen door aangenaam klinkende theorieën van mensen, maar luisteren naar Gods Woord binnen de Kerk, waarin gezag gegeven is aan de apostelen en hun opvolgers, de bisschoppen en waar Simon Petrus de rots is. Want daar spreekt de God die zich openbaart en die richting geeft aan de mensen in onze tijd.
Een tweede wat de lezingen ons leren is, dat we niet alleen hoorders van het woord moeten zijn, maar dat we ook anderen moeten helpen Gods Woord te verstaan zoals Eli en het moeten doorgeven aan anderen zoals Andreas deed aan Simon Petrus. Wij hebben de taak, niet eigen theorieën maar het Woord van God door te geven aan anderen. Te getuigen van het onvervalste woord in woord en daad. In die zin moeten wij net als Eli voor Samuël, net als Johannes de Doper voor Andreas, en Andreas voor Petrus een licht zijn voor onze medemensen die wellicht nog in het duister leven.
Wij zijn allereerst hoorders van het Woord; we moeten allereerst luisteren, maar daarna moeten we in alle bescheidenheid op de plaats waar we staan sprekers en doeners van het Woord worden.
We zijn geroepen dat te doen als de ene Kerk van Jezus Christus. Maar jammer genoeg is die eenheid verloren gegaan. Het getuigenis voor het Woord klinkt in die zin gebroken en verdeeld in de wereld. Dat kan en mag niet blijven duur. Daarom de plicht van oecumene: zoeken naar en bidden om de eenheid die verloren is gegaan. De oecumene wordt door twee gevaren bedreigd. Er zijn mensen die te vlug willen, die lichtvaardig over verschillen willen heen stappen. Dat leidt nog tot meer verdeeldheid. Aan de andere kant: mensen die zeggen: het haalt toch niks uit. Die eenheid bereiken we nooit. Het is alle twee fout. Jezus bidt op de laatste avond van zijn leven om eenheid voor zijn Kerk. Wij zijn aan Hem verplicht de eenheid te zoeken die Hij gewild heeft en ervoor te bidden. Amen.