Slaven in Egypte waren ze geweest. Dat zijn ze nooit vergeten. Hoe ze geen leven hadden onder de zweep van farao. Hoe zelfs de jongetjes die er geboren werden in de Nijl moesten worden gegooid, omdat het volk niet mocht groeien. Die slavernij in Egypte stond bij de Joden model voor iedere keer dat ze onderdrukt werden, voor iedere progrom, voor iedere nederlaag, voor alle ziekte, voor alle pijn; voor alles waarin de mens niet vrij was maar geknecht door machten buiten Hem.

Dat God hen op wonderbare wijze gered heeft uit het slavenhuis van Egypte, ook dat zijn ze nooit vergeten. En dat die redding gebeurde dwars door het water van de Rode Zee en langs een tocht van 40 jaar door de woestijn, waarin God hen nabij: het te drinken gaf als ze dorstig waren en het eten gaf als ze hongerig waren. Dan pas bereiken ze het Beloofde Land. Dat alles stond in hun geheugen gegrift. En bij iedere tegenslag, bij ieder latere onderdrukking wisten ze heel zeker: we hoeven niet te wanhopen, want onze God is reddende God, die ons zal redden zoals Hij eens onze vaderen redde uit de slavernij van Egypte. Dat vierden de Joden ieder jaar met Pasen.

En ze vertrouwden erop dat God eens onder leiding van de nieuwe Mozes, de Messias, het volk, ja zelfs heel de mensheid zou redden van de slavernij van het kwaad en van de dood. Ook dat vierden ze ieder jaar met Pasen.

En wij, wij vieren in deze nacht dat deze verwachting voltooid is. Dat werkelijkheid is geworden wat heel het oude testament verwachtte. In Jezus Christus is de nieuwe Mozes gekomen, de door God gezonden Messias. En Hij brengt de mensheid over van het slavenhuis van dood en zonde naar het beloofde land van licht en vrede. Wat bij de uittocht uit Egypte gebeurde als voorafbeelding van de grote verlossing is nu werkelijkheid geworden. Toen werd er een paaslam geslacht waarvan het bloed op deurposten leven bracht aan de kinderen van Israël. Nu is er op het kruis een Paaslam geslacht waarvan ook geen been werd gebroken en wiens bloed de mensen reinigt van zonden en nieuw en eeuwig leven schenkt. Ons Paaslam Christus is geslacht en zijn bloed bezegelt het nieuwe en altijddurende verbond waardoor wij vergeving ontvangen en eeuwig leven.

Pas toen het door het water van de Rode Zee was gegaan, was Israël echt vrij. Zo worden allen die in Christus geloven pas echt vrij en ontvangen het nieuwe en eeuwige leven dat hen toegang geeft tot het hemels vaderland, als ze door het water van de doop zijn gegaan. De reddende kracht van de Rode Zee heeft zijn vervulling bereikt in het vergevende en leven schenkende water van de doop.

De evangelist Johannes vertelt niet voor niets dat uit de zijde van het gestorven Paaslam Christus, toen Hij doorboord werd: bloed en water vloeide. Het bloed van het Paaslam dat het leven schenkend verbond bezegelt en dat in de kerk aanwezig blijft in de eucharistie. Het water waarmee Christus onze zonden afwast en waarin Hij ons het nieuwe en eeuwige leven schenkt en dat in de Kerk aanwezig blijft door het doopsel.

De gestorven en verrezen Christus verlost ons door het water en het bloed. Wij moeten deel krijgen aan het water en het bloed om deel te krijgen aan het Pasen van Jezus Christus, om ons door Hem te kunnen laten brengen naar het beloofde land van de hemel.

Daarmee zijn de sacramenten van doop en eucharistie de sacramenten van Pasen. Door aan die sacramenten deel te krijgen vieren christenen hun bevrijding tot nieuw en eeuwig leven. In die sacramenten vieren zij hun verbondenheid met Christus, de opgestane Heer. Daarom zijn het juist deze sacramenten die wij in deze paasnacht vieren. Ze verbinden ons immers met het bevrijdende en verlossende Pasen van onze Heer. We zegenen het doopwater; we vernieuwen onze doopbeloften. En we bevestigen daarmee dat wij als gedoopte mensen willen leven. We vieren de eucharistie, nu maar ook iedere zondag, omdat we telkens onze bevrijding in het bloed van Christus willen vieren.

Bovendien we zijn nog niet in het beloofde land van de hemel. We hebben nog een weg te gaan door de woestijn en door de oases van het leven. Zoals Mozes indertijd zo gaat Jezus ons nu voor: als een lichtende vuurzuil door de nacht van ons leven. Hij verlicht altijd ons levenspad. De Paaskaars is er het symbool van: de verrezen Heer die ons lichtend voorgaat en die het kaarsje van ons leven verlicht. En op onze tocht door het leven worden we opgeroepen te leven als nieuwe mensen; als mensen die de oude mens van egoÏsme en zonde hebben achtergelaten in het doopwater. Paulus zei het in  zijn brief aan de Romeinen: gij moet u zelf beschouwen als dood voor de zonde en levend voor God. Dat is nu al leven als verrezen mensen in ons doen en laten om op weg te blijven naar het definitieve beloofde land waar Christus die ons leidt als zetelt aan de rechterhand van God in de eeuwige paasvreugde. Amen.