bij Jes. 52, 7-10 en Hebr. 1, 1-6 en Joh. 1, 1-18
Kerstmis is het feest van de grote woorden; woorden van de kerstboodschappen over vrede en gerechtigheid; woorden van de wensen naar elkaar toe van gezondheid, geluk en zaligheid. En die woorden menen we ook allemaal, maar toch – en dat is vaak het onbevredigende – we weten dat we die mooie woorden in het leven van alledag niet waar maken. En zodoende is Kerstmis het feest van de vele, grote maar ook vaak lege woorden. En toch: kerstmis is het feest van het ene grote Woord, geen mensenwoord maar het Woord van God, van het woord dat niet leeg is, zoals zo vaak mensenwoorden zijn, maar van het Woord dat vol is van goddelijke kracht. Het is het woord van in den beginne, toen God sprak: er moet aarde, licht, dag en nacht, er moeten dieren en mensen zijn. Het is het Woord van God waardoor alles geschapen werd en waardoor alles in stand wordt gehouden. Alles wat bestaat en leeft is van Gods woord vervuld en wordt erdoor gedragen. Dit Woord van God van in den beginne, dat woord waarin God ja zegt tegen zijn schepping, ja tegen zijn mensen is niet in God verborgen gebleven: het is vlees geworden. Het heeft een menselijk gezicht gekregen, handen en voeten en een hart. Dat woord van God is mens geworden in Jezus Christus. En dat woord van God is niet krachteloos en leeg. Het is Gods definitieve ja tegen de wereld en de mens en dat ja komt al tot uitdrukking in de naam Jezus, die immers betekent “God redt”. Jezus is Gods krachtdadige, reddende woord in deze wereld. En wat bewerkt dat Woord. Hij geeft de mensen het vermogen kinderen van God te worden. Dat is het Gods kerstgeschenk aan de wereld. Gods Zoon werd mens, het Woord werd vlees om ons, mensen, in het vlees, de mogelijkheid te geven zonen, kinderen van God te worden. Zijn we dan geen kinderen van God krachtens onze schepping? Ja, oorspronkelijk wel, maar we hebben dat kindschap van God verloren in de zonde van Adam, in de opstand tegen God. In het kiezen voor onszelf in plaats van voor God, in het kiezen voor onszelf in plaats van voor onze medemens. De goddeloosheid en het egoïsme in de wereld zijn het bewijs daarvoor. En de bevestiging van dat alles is het lijden en de dood. Dat is wat het evangelie de duisternis van de wereld noemt. In die duistere wereld van mensen zonder toekomst, spreekt God met kerstmis zijn reddend Woord. En het komt als een licht in de donkere wereld. En het nodigt de mensen uit te komen tot het licht, het Woord te aanvaarden. Maar de evangelist Johannes constateert, dat het licht van het Woord weliswaar in de duisternis schijnt maar dat de duisternis het niet aanvaardde. De komst van het licht, de komst van het Woord, de geboorte van Gods Zoon in de wereld stelt mensen voor een keuze: ofwel te blijven in de duisternis ofwel te gaan naar het licht van Christus en Hem te aanvaarden. En die keuze zien we gebeuren: de herders, de wijzen gaan naar de stal. Maar later ook, de leerlingen, zij die oprecht christen willen zijn aanvaarden het Woord van God en worden in het doopsel in Hem herboren tot kinderen van God en ontvangen het eeuwig leven. Zij leven weliswaar nog in een wereld die getekend is door duisternis, maar ze hebben het licht in zich, bij zich: het licht van Christus. Al moeten ze nog langs het kruis, ze hebben het licht van Pasen al in zich. Als kinderen van God kan niets hen werkelijk raken. Ze zijn door het mensgeworden Woord gered. Maar er zijn ook altijd Herodessen, mensen die aan God en zijn Woord geen boodschap hebben, die verkiezen te leven in de duisternis, los van God. Zij hebben Gods uitgestoken hand in Christus niet nodig. Nou zet ik ze scherp tegenover elkaar: de mensen van het licht en de mensen van de duisternis. Maar zo scherp ligt de tegenstelling vaak niet. Misschien moeten we bij onszelf zeggen: we willen bij Christus horen, we willen Gods uitgestoken hand grijpen, maar tegelijk leven we dikwijls niet zoals Hij het wil, leven we in de praktijk van het leven vaak zonder Hem. We hebben geen tijd om te bidden, we gaan weinig naar de Kerk om bij Hem te zijn, en wat we doen in ons leven wordt meer door wat “men doet” dan door het evangelie beïnvloed. Dan roept Kerstmis ons op meer te gaan leven in het licht, ons te ontdoen van de werken van de duisternis, werkelijk waar te maken wat we met de mond belijden, ons werkelijk als kinderen van God te gedragen. Het eerste wat we dan moeten doen is luisteren naar het Woord van God, luisteren naar Christus en de weg die Hij. En dat is moeilijk in onze tijd: de wereld met zijn begeerten, met zijn materialisme, met zijn “geniet ervan”, roept veel harder. We moeten beseffen dat het woord van de wereld uiteindelijk hol en leeg is, geen houvast biedt voor het leven, geen antwoord geeft op de diepste vragen. Alleen het mens geworden Woord van God, Jezus Christus, is vol van goddelijke kracht. God heeft zijn Woord gestand gedaan in de verrijzenis van zijn Zoon. Hij zal zijn Woord gestand doen aan hen die dit Woord aanvaarden in hun leven en zijn kinderen zijn geworden. Amen.