bij: Jes. 9, 1-3.5-6 en Tit. 2, 11-14 en Lc. 2, 1-14

Want er was voor hen geen plaats in de herberg. Als Gods liefde zijn toppunt bereikt in de menswording van zijn Zoon is er voor Hem geen plaats in de herberg. Hij wordt geboren, buitenaf, in een grot,, in een stal die voor dieren bestemd is. Hij wordt neergelegd in een voederbak. Zo is het altijd geweest. Voor God was en is er altijd maar een heel klein plaatsje geweest in de menselijke herberg. Wat dat betreft zijn we ondanks a1 onze technische en wetenschappelijke vooruitgang maar heel weinig veranderd. Het ligt natuurlijk aan God, dat Hij geen grotere plaats bij de mensen inneemt. Maar je mag Hem dat niet verwijten. Immers als Hij zijn macht en zijn kunnen zou inzetten, was het voor Hem een klein kunstje om de mens te overweldigen en hem te dwingen rekening met God te houden, maar zo wil God niet zijn. Hij wil immers voor ons een liefdevolle God zijn. En liefde dwingt niet. Liefde nodigt uit. Liefde roept op tot partnerschap. God nodigt ons uit zijn partner te worden. Hij  biedt ons een verbond aan, telkens opnieuw. En nu vannacht doet Hij zijn grootste aanbod. Hij biedt zichzelf aan in zijn Zoon, die mens wordt met ons, die ons ten einde toe laat zien wat liefde is en die ons heel menselijk te weg wijst naar de liefde van de Vader, naar het eeuwig leven, naar het eeuwig geluk in het rijk van God. Maar je kunt nog steeds om Hem heen, als je wilt. Hij is een weerloos Kind in een kribbe, een machteloze man aan het kruis. Hij dwingt niemand , ook mij en u niet. Hij vraagt om toegang tot je leven, maar je kunt Hem ook buiten laten. We zijn vrij om te horen bij de groep van Herodes en de leiders van het volk, die niet naar Bethlehem gaan en nog geïrriteerd zijn als ze horen wat er gebeurd is, het zien als een bedreiging voor hun leven. Bij hen is er niet echt plaats voor God. Er is alleen maar plaats voor hun eigen ik. Ze zien God als een bedreiging voor hun vrijheid. Ze willen kunnen doen wat ze zelf willen. En waar dat toe leidt is bekend: bij Herodes wordt het de kindermoord in Bethlehem, bij Adam en Eva, die zichzelf tot God willen zijn, verandert het paradijs van de wereld in een woestenij met oorlog en doodslag, met eenzaamheid en honger, met zelfmoord en toenemende criminaliteit, met mensen die bezwijken onder de last van het leven en het lijden, en tenslotte de dood zonder God, het zwarte gat waarin de mens verdwijnt die zichzelf wil redden maar het niet kan. Daar kun je voor kiezen. Dan is er voor God er voor Jezus Christus geen plaats in de herberg van jouw leven, dar, ben je jezelf tot god, maar dat is maar een kwestie van tijd. Zo’n opgeblazen leven is als een ballon, die uiteindelijk door geprikt wordt en niets van overblijft. Maar je kunt ook anders kiezen. Je kunt je ook in zie rij scharen van mensen, die God in hun leven liefdevol hebben toegelaten. Die nederig genoeg waren om toe te geven dat ze zichzelf niet konden redden. In de rij van een Noach, die rechtvaardig bleef te midden van onrechtvaardige mensen en voor God een ark bouwde, een Abraham, die voor God alles in de steek liet en op reis ging. Hij kwam niet bedrogen uit. Hij ontving het land dat God beloofd had. In de rij van Maria en Jozef, die geloofden in de beloften van God, hoewel ze niet alles begrepen. We kunnen ons scharen in de rij van de herders, die hun schapen in de steek lieten om naar God te gaan en op de knieën vallen voor het Kind in de kribbe en het te aanbidden, als onze Redder, als Christus de Heer. Want zo kondigt de engel Hem aan. Ik hoop dat we allen vannacht deze laatste keuze maken. Hem niet buitensluiten uit ons leven, maar Hem toelaten in onze herberg. Niet voor onszelf op de knieën vallen maar voor Hem. Want we weten diep in ons hart toch maar al te goed dat wij onszelf niet kunnen redden. En Hij wordt namens God onze Redder, de Christus, de Heer genoemd. En laten we elkaar niet misverstaan, broeders en zusters. Hem gastvrij opnemen in ons leven, Hem erkennen als onze Redder ten leven, kan zich niet tot Kerstmis beperken of tot welk ander moment van ons leven ook. Het moet volop doorwerken in ons dagelijkse leven. Daar moet Hij ons ieder moment mogen redden van onze ik gerichtheid; daar moet Hij steeds de motor van onze liefde kunnen zijn. Hij wil steeds komen door zijn woord. Maar hoe kan hij komen als we niet luisteren naar zijn evangelie, hier in de kerk. Hij wil met ons zijn in liefdevol gebed, maar als we heen tijd vinden voor gebed, hoe zal Hij dan kunnen komen? En bovenal wil Hij tot ons komen en ons ten leven voeren door de eucharistie., waarin Hij voor ons Brood ten leven word. Maar als we van zondag tot zondag weer menen belangrijker dingen te doen te hebben, hoe kan Hij dan tot ons komen. God wil in Christus onze Redder en Heiland zijn. Dat is de boodschap van Kerstmis, de vreugdevolle boodschap die hoop geeft in de wisselvalligheden van het leven en uitzicht op het eeuwige leven bij God. Het enige wat we moeten doen is voor Hem plaats bereiden in ons leven.Niet steeds op de knieën gaan liggen, steeds de voorrang geven aan onze voorbijgaande beslommeringen en pleziertjes boven Hem. Dat is moeilijk voor ons mensen, zeker in een tijd van welvaart waarin zoveel dingen onze aandacht schijnen op te eisen. We hebben het zo druk en we zijn zo met onszelf bezig. Moge dit kerstfeest ons weer meer of opnieuw richten op het enig werkelijk noodzakelijke: onze band met God door Jezus Christus, die onze redder ten leven wil zijn. Brengen we door Hem iedere dag van ons leven eer aan God in den hoge opdat zijn vrede, zijn kerstvrede altijd, in leven en sterven met ons mag zijn. Een welgemeend zalig kerstfeest. Amen.