bij: Hand. 1, 1-11 en Ef. 17-23 en Mt. 28, 16-20

Het Paasmysterie van onze Heer is eigenlijk één groot, ondeelbaar gebeuren. Maar omdat wij de verschillende facetten als het ware niet ineens kunnen vatten, vieren we die verschillende aspecten op afzonderlijke dagen. Zo vieren we vandaag, dat de verrezen Heer ten hemel is opgestegen en zetelt aan de rechterhand van de Vader. Hij heeft niet alleen de dood overwonnen maar Hij is de heerlijkheid van de Vader binnengegaan. In de hemel is Hij niet alleen als Gods Zoon, die terugkeert in zijn heerlijkheid, maar Hij is daar ook als Mensenzoon, als eerste van de mensen, die tot in de heerlijkheid van God nadert. Hij is als de eerstgeborene van een nieuwe schepping, als eerste van ons, die niet meer ver van God is maar dicht bij God mag zijn. Zoals Paulus het zegt in de tweede lezing: Hij is daar als Hoofd van de Kerk die zijn Lichaam is. En dat is belangrijk voor ons. Immers zoals het openingsgebed van deze viering het uitdrukt: de verheffing van Christus is ook onze verheffing. Ons Hoofd is reeds daar waar wij Hem als Lichaam eens zullen volgen. Het feest van de hemelvaart van de Heer, is daarmee ook het feest van onze hemelvaart. Als wij lid zijn van het lichaam van Christus, lid zijn van zijn Kerk, zijn we op weg naar de hemel. Want het hele Lichaam zal daar zijn, waarheen het Hoofd stralend is voorgegaan.

Maar betekent dat, dat we de hele tijd naar de hemel moeten staren en de aardse werkelijkheid om ons heen moeten vergeten. Neen. We hebben het gehoord: de apostelen worden terecht gewezen: mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te staren?  Dat klinkt zo ongeveer als: er is werk aan de winkel. Zolang we deel uit maken van het lichaam van Christus hier op aarde, moeten we ons niet werkeloos blind staren op de komende hemelse heerlijkheid. Natuurlijk, dat is de kracht en de hoop van waaruit we leven, maar we hebben nu de opdracht de Heer na te volgen in zijn aardse leven. En daarbij is het belangrijkste – het staat in beide hemelvaartsverhalen: het getuigen van Jezus en zijn evangelie. Dat moeten de apostelen. Dat moeten wij: gij zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria en tot het einde der aarde. In je doen en laten, in je spreken en handelen getuigen van Jezus, van zijn liefde, van zijn sterven en verrijzen, van de vergiffenis van de zonden in zijn Naam, van de verzoening in Hem met God. In dat getuigen, met woord en daad, moet je dagelijks je eigen christen-zijn beleven. Zo blijf je in het Lichaam van Christus, dat op weg is naar de heerlijkheid van het Hoofd. En tegelijk maak je aan andere mensen de weg van het heil, de weg naar de hemel bekend, werk je mee aan hun verlossing. Wek je hen op tot geloof, tot het geloof dat noodzakelijk is om gered te worden.

Zo is christen zijn noodzakelijk missionair, omdat een beleefd en waarachtig christendom altijd getuigt van Christus en opwekt tot geloof in Hem. Trouw in geloof en hoop, ons christen zijn consequent beleven op de plaats waar we staan, in ons gezin, in ons huwelijk, als alleenstaande, als priester, als jongere of als oudere. Blijmoedig offers brengen, de liefde in praktijk brengen, God en je medemens dienen vanuit de heilige Geest die wij in doopsel en vormsel ontvangen hebben. Dat alles in verbondenheid met het hele lichaam van de Kerk en dus ook met het verheerlijkte Hoofd: dat is tegelijk op weg zijn naar de hemel en tegelijk getuigen van de weg ten leven. Amen.