bij: Dan. 7, 9-10.13-14 en 2 Petr. 1, 16-19 en Mt. 17, 1-9/Mc. 9, 2-10/Lc. 9, 28b-36

De geschiedenis van de mensheid, de geschiedenis van de kerk en ook onze eigen levensgeschiedenis verloopt niet altijd gladjes. Het kwaad is onze wereld volop aanwezig en veroorzaakt soms grote dieptepunten. Op bepaalde momenten in de wereldgeschiedenis denken grote groepen mensen: het zal niet lang meer duren. De wereld is verloren. Het einde is nabij.

Op bepaalde momenten in de kerkgeschiedenis, lijkt het allemaal zo slecht te gaan met de kerk, dat bij mensen de gedachte opkomt: het ongeloof krijgt de overhand, de kerk verdwijnt.

Op bepaalde momenten in ons eigen leven kunnen we zo’n klappen krijgen, dat we het niet meer zien zitten; dat het allemaal zo zinloos en onbegrijpelijk lijkt; dat de toekomst is weggeslagen.

Het feest van vandaag wil ons sterk maken, wil ons tegengif geven tegen dat soort doemdenkervaringen, tegen een diepe moedeloosheid. Waarom mochten de apostelen indertijd Jezus verheerlijkt op de berg zien? Om hun geloof te sterken voor de tijd dat het moeilijk zou worden. Want moeilijk zou het worden. Want God heeft ons nooit beloofd dat ons leven gemakkelijk zou verlopen. Ook het leven van zijn Messias, de weg van de verlossing zou een moeizame weg zijn. Een weg langs lijden en kruis. Dan mochten de leerlingen niet bij de pakken gaan neerzitten, zich niet door de schijn van het ogenblik laten bedriegen. Want de werkelijkheid was en bleef, ook in het lijden, dat Jezus de welbeminde Zoon van de Vader was, die sterker zou zijn dan alle kwaad, dan alle vernietigingsdrift van de wereld. Daarom praat Jezus ook met Mozes en Elia over dat lijden en sterven. Het is niet iets onverwachts of iets toevalligs wat Hem gaat overkomen: het is de vervulling van de Wet en de Profeten. Het is niet wat het zou kunnen lijken: de definitieve ondergang, maar de weg tot de verheerlijking. Dat mogen de apostelen in dit visioen al zien, voordat het gebeurt.

En Petrus benadrukt in de tweede lezing van dit feest: het is geen fantasie, het zijn geen kunstig bedachte mythen waarop de christenen hun geloof steunen. Het is de volle werkelijk: we hebben het zelf gezien en gehoord op de berg als voorproef maar ook later toen Hij ons verscheen na de verrijzenis.

Het feest van de gedaanteverandering wil door het getuigenis van de apostelen ons geloof sterken in Christus, de Albeheerser, de Pantokratoor. Hij beheerst alles, ook de wereld met zijn duistere kanten. Hij beheerst de machten van de duisternis, ook de dood. Hij is de Mensenzoon uit de profetie van Daniël aan wie voor de troon van de Hoogbejaarde, voor Gods troon, heerschappij, luister en koninklijke macht gegeven wordt, die eeuwig duurt.

En het bemoedigende voor ons is, dat Jezus die macht getoond heeft, niet door buiten de machten van het kwaad te blijven staan, buiten de macht van de dood, maar door er net als wij middenin te leven, ervan te lijden, eraan te sterven en tóch te overwinnen.

Het troostrijke en het bemoedigende is, dat we, als we in Christus zijn, niet echt bang hoeven te zijn voor de machten van het kwaad. Natuurlijk gaan die machten tekeer in velerlei gedaante: de wereld is vol oorlog, het milieu wordt aangetast, mensen worden vervolgd en gedood. God geboden worden door talloze mensen met voeten getreden. In die wereld leven wij en wij worden er telkens mee geconfronteerd.

In de kerk is veel onverschilligheid, het geestelijk leven staat op een laag pitje, de kerk komst steeds negatief in het nieuws. Dat kan ons als leden van die kerk ontmoedigen.

In ons persoonlijk leven kunnen er verschrikkelijke dingen gebeuren met onze kinderen, met onszelf. Soms komt er slag na slag.

Maar het visioen blijft en het visioen is werkelijker dan alle negatieve dingen. Want het visioen zal winnen. Pasen wint het van goede vrijdag.

Daarom: hoe we ook lijden aan de wereld, aan de kerk, aan onze eigen kwalen, het mag ons er niet onder krijgen. Christus is sterker en ik in Hem. Als we in Christus blijven kunnen we de strijd niet verliezen. Christus heeft hem al gewonnen en ik in Hem. Amen.