Er zijn nogal eens keer  mensen, die tegen mij zeggen: je doet nogal duidelijke uitspraken over huwelijk en samenwonen, over naar de kerk gaan, over zonde en straf. Dat klinkt soms zo hard en onbarmhartig. Je hebt misschien wel gelijk, maar je kunt toch beter vliegen vangen met stroop. Zo stoot je misschien mensen af. En je moet er toch vanuit gaan dat de mensen het goed bedoelen. Als ze er maar bij willen horen, dan zijn we toch al een heel eind. Ik kan toch niet anders dan zeggen: de dienaar is niet meer dan zijn Heer. Laten we daarom zonder vooringenomenheid naar het evangelie kijken, ook vandaag. Daar staat, dat in die tijd talloze mensen met Jezus meetrekken. Je zou denken, dat moet Jezus fijn vinden. Hij zal alle mogelijk moeite doen om hen aan zich te binden, om ze te paaien. Want zo gaat dat meestal bij leiders van mensen, bij politici. Als je maar een grote groep mensen weet te verzamelen, die op je willen stemmen, dan doet het er niet toe wat ze verder denken of doen. Zo niet Jezus. Hij zit niet bepaald te kijken op mensen, die zomaar achter Hem aantrekken. Hij heeft geen behoefte aan een fanclub, die geestdriftig applaudisseert en zegt wij zijn van Jezus. Hij verwacht veel méér van mensen die zijn leerlingen willen zijn. Jezus heeft er geen behoefte aan om de menigte achter Hem zo groot mogelijk te houden. En daarom keert Hij zich plotseling om en zegt tegen die menigte, die Hem misschien vrij kritiekloos volgt: ga maar naar huis, als Ik niet de voornaamste plaats in je leven inneem. Wie zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, broers en zusters, ja zijn eigen leven niet haat, kan mijn leerling niet zijn. Dat haten is dan een sterke uitdrukking voor op de tweede plaats zetten. Ga maar naar huis, noem je zelf maar geen christen, doe maar geen moeite om achter Mij aan te lopen, als je gezin of je familie belangrijker vindt dan Mij.  Als je je gezin, je huwelijk of je verhoudingen met mensen regelt op eigen houtje, buiten Mij om, dan mag je je geen christen noemen. Ik maak er aanspraak op belangrijker te zijn dan alle menselijke verhoudingen. Je kunt pas mijn volgeling zijn als ik jouw verhoudingen met mensen, je gezin, je huwelijk mag bepalen. Het heeft geen zin Mij Heer te noemen, als ik geen Heer over je leven mag zijn, als je je eigen gang gaat. En meteen zegt Jezus erachter aan: Ik weet dat dat moeite, pijn en inspanning kost. Je moet daarvoor je zelf verloochenen. Maar als iemand zijn kruis niet draagt, kan Hij mijn leerling niet zijn. Dat kruis is in onze tijd is dat geloof en kerk uit de mode zijn. Je bent modieus, je past in de sociale verhoudingen als je niet naar de kerk gaat. “Ga jij nog naar de kerk?”, “laat jij je kinderen nog dopen” vragen ze dan. Dat woordje “nog” geeft de waardering aan. Ze bedoelen: het is bijna voorbij maar jij hebt het nog niet begrepen.  Zo hoor je in de media praten over christelijke moraal, over een christelijk gezin. Het is vreselijke uit de tijd, wie doet daar nog aan. Dat is een groot kruis in onze samenleving. Misschien wel een groter kruis, een veel geniepiger vervolging dan onder een communistisch regime. De meesten zijn tegen de propaganda niet opgewassen. Ze kakelen mee. En anderen houden hun mond en beleven hun geloof in stilte. Dat is het veiligste. Evengoed kan het verleidelijk zijn, je in je eigen huisje terug te trekken en je van je medemensen weinig aan te trekken. De ieder-voor-zich-en-God-ons-allen-mentaliteit die door de economisering van onze maatschappij in de hand wordt gewerkt. Noem je dan geen christen zegt Jezus: want die medemens die hulp nodig heeft ben ik. Want wat je aan de minste van je broeders gedaan hebt heb je aan Mij gedaan. Het gaat er Jezus niet om  zoveel mogelijk mensen te lijmen. Hij verliest zich niet in onduidelijkheid. Hij heeft een Blijde Boodschap voor de mensen van uitzicht en hoop. Hij stelt eeuwig leven in het vooruitzicht, maar goede bedoelingen alleen zijn niet voldoende. Je moet er zijn volgeling voor worden. En dan moet je niet te gauw zeggen: ja dat wil ik. Denk er eerst maar eens over na, voordat je je christen noemt Bezint eer ge begint. Ook christen zijn heeft iets planmatigs. Als je eraan begint, moet je weten wat je op je neemt: je moet je immers losmaken van alles wat je bezit, van dingen en mensen die greep op je hebben: je leven moet in alles beheerst worden door Christus en zijn evangelie. Jezus wenst geen geschipper, maar radicale navolging. Als je dat niet wilt, blijf dan maar thuis, want dan kom je er toch niet, dan haal je het einde niet. Jezus schippert niet: denkt u maar eens aan het 6de hoofdstuk van het Johannes evangelie: waarin Jezus zegt dat Hij het Brood van het leven is en dat men zijn vlees moet eten om eeuwig leven te hebben. Veel van zijn leerlingen zeiden toen: deze taal stuit ons tegen de borst en gingen van Hem weg. Jezus neemt er niets van terug. Hij vraagt zelfs aan de twaalf: wilt ook gij soms heengaan. Het is bij Jezus werkelijk alles of niks. Je aanvaardt Hem helemaal, totaal als Heer van je leven of je blijft maar thuis. Wie niet voor Mij is, is tegen Mij. In die zin is Jezus intolerant, onverdraagzaam, wat niet betekent, dat Hij niet barmhartig is voor mensen, die zich willen bekeren. Dan zegt Hij: zand erover het is vergeven en vergeten, Je mag opnieuw beginnen. Hetzelfde zal de Kerk moeten doen: enerzijds vragen: wilt ook gij soms heengaan en anderzijds met open armen klaar staan voor hen die opnieuw hun kruis op willen nemen en de Heer willen volgen. Amen.