Een jongetje bracht me eens naar een hok achter in het schuurtje. Hij vroeg: “weet u wie dat is. Ik zei gewoon wat ik dacht te zien: een konijn. “nee”, zei het jongetje, “dat is mijn vriendje”. En hij had gelijk: het was zijn vriendje, maar kon ik dat weten. Totdat hij het mij openbaarde, was het voor mij gewoon een konijn.

Nou lijkt het misschien vreemd God met dat jongetje te vergelijken. Maar God openbaart ons mensen soms ook dingen, die we anders niet zouden weten. Zonder die uitleg van God zouden we de dingen wel zien, maar we zouden ze niet echt helemaal zien; alleen maar de buitenkant. Denk maar eens aan de stal van Bethlehem. Als we die zouden zien en ze zouden ons vragen: wat zie je? Dan zouden we antwoorden: een man en een vrouw en een pasgeboren kindje, een gezin als er zo velen zijn. Meer zien we niet en eigenlijk hebben we dan niets gezien. De hemel moet opengaan en God moet zeggen: “Dit Kind is de Redder van de wereld en als je dat met de herders aanvaardt, dan val je met hen op de knieën voor dit kind.

De hemel moet opengaan en er moet een bijzondere ster verschijnen om de wijzen uit het Oosten op weg te laten gaan naar dit Kind. En als we vandaag kijken, daar bij de Jordaan, dan zien we Johannes de Doper en een heleboel mensen die zich laten dopen. Die ene Man, Jezus van Nazaret, valt niet eens op tussen al die anderen. Hij gaat net als de anderen het water in. En dat is ook goed zo, want Jezus wil een mens zijn net als de anderen, onze broeder, maar om te weten wie Hij werkelijk is, is zo kijken niet genoeg. Weer moet de hemel opengaan en God zelf moet mij zeggen wat ik anders niet vanzelf zie: “Gij zijt mijn veelgeliefde Zoon, in U heb Ik mijn welbehagen. Die Jezus, van wie ik gezegd zou hebben: het een mens, een uitzonderlijke mens misschien. Van Hem zegt God zelf: “Hij is mijn Zoon.” En de heilige Geest komt als een duif op Hem neer. Hij is blijkbaar vol van de heilige Geest van God.

En Johannes de Doper zegt: “ik doop maar met water, maar Jezus zal dopen met de heilige Geest en met vuur. En ook die openbaring hebben we nodig: anders zouden we het verschil niet eens zien tussen het doopsel van Johannes en de christelijke doop. Want uiterlijk is het hetzelfde: water stroomt over mensen. Maar de doop van Johannes heeft niet diezelfde goddelijke kracht. Het is een menselijke doop, uitdrukking van de kant van mensen dat men bereid is tot een nieuw en beter leven, De doop van Jezus, onze doop, heeft goddelijke kracht: wij ontvangen de heilige Geest, worden kinderen van God en krijgen eeuwige leven.

Zoals ik de woorden van het jongetje nodig had om te kunnen zien dat het niet zomaar een konijn was maar zijn vriendje, zo hebben wij Gods woorden, Gods openbaring nodig om te weten wat de dingen werkelijk zij, wie de mensen werkelijk zijn, wie Jezus werkelijk is. Want God werkt in onze wereld meestal door gewone dingen, of door gewoon lijkende dingen die door zijn woord een diepere betekenis krijgen, waarvan Hij de diepere betekenis openbaart. We moeten dus niet alleen met onze ogen kijken, maar vooral ook luisteren naar Gods openbaring om goed te kunnen zien: wie Jezus is, wat de Kerk is, wat de sacramenten zijn, wat lijden is, wat dood is. Anders ben ik bang dat we ons verkijken en de belangrijkste dingen niet zien.

Als u naar mij kijkt en zegt: hij is de pastoor en hij is aardige vent of een vervelende eigenwijze vent of wat men dan ook zegt, dan vergeet je het belangrijkste: dat ik namelijk als priester door de wijding deel heb aan het priesterschap van Christus en door Hem gemachtigd ben zijn heil te bedienen in de sacramenten.

En als ik naar u kijk en zeg: och ja, dat is die en die. Die is er altijd, of die is er nooit. Dat is ‘ne goeie mens of ‘ne moeilijke mens waar ge een beetje voor moet oppassen, ook dan vergeet ik het belangrijkste: dat u door het doopsel kind van God bent met een eeuwige bestemming, dat u drager bent van Gods Geest en lid maat van zijn mystiek lichaam.

Gods openbaring alleen leert ons de diepste werkelijkheid te zien. Laten we leven naar die werkelijkheid, naar de de mensen en de dingen kijkend met de ogen van God. Zo mogen we dadelijk weer rond het altaar aanwezig zijn bij het offer van Christus en het als ons dankoffer aanbieden aan de Vader; dan moeten we Christus zelf ontmoeten in wat brood schijnt. Amen.