Het verhaal van de blinde Bartimeüs is niet zomaar een genezingsverhaal, een illustratie van de goddelijke macht van Jezus. Het is verhaal is veel meer. De evangelist Marcus klemt het verhaal in tussen de onderwijzing aan de leerlingen over de werkelijke navolging: “wie onder u de grootste wil zijn moet de dienaar van allen wezen”, zoals we de vorige week gehoord hebben én de lijdensgeschiedenis. Het verhaal van Bartimeüs heeft dus te maken met de ware navolging, met het daadwerkelijke geloof in Jezus.

Jezus is op weg van Kafarnaüm naar Jeruzalem om daar te lijden en te sterven. Hij spreekt onderweg voortdurend over zijn aanstaand lijden. Zo zal Hij Messias zijn, als lijdende dienaar van God, als lijdende dienaar van de mensen. In dat dienaar zijn, in dat lijden moeten zijn leerlingen Hem volgen.

Dan zit daar aan de stadrand van Jericho, op de laatste etappe naar Jeruzalem, de blinde Bartimeüs. Hij is hulpeloos en van andere afhankelijk. Nu hoort hij Jezus voorbijkomen van wie men zegt dat Hij de Messias is. Hij herinnert zich de woorden van de profeten, die voorspeld hebben, dat, als de Messias komt, de lammen zullen lopen en de blinden zien en hij begint meteen te roepen: “. Hij roept Jezus aan met de Messiastitel: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Uit die roep spreekt geloof en vertrouwen: “U bent de Messias; help mij; U kunt mij helpen! Het snauwen van de omstanders brengt hem niet van de wijs. Hij blijft geloven en roept nog harder: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Jezus blijft staan. Hij is niet doof voor het roepen van mensen. Maar Jezus gaat niet naar hem toe. Hij stuurt iemand. Jezus heeft blijkbaar mensen, die namens Hem zeggen: “Heb goede moed. Sta op, Hij roept u.” De blinde aarzelt geen ogenblik. Hij werpt zijn mantel af. Ook dat staat er niet voor niets. Hij, de arme bedelaar, laat als het ware alles in de steek, zijn oude leven, zijn bezittingen en hij springt op om naar Jezus te gaan. Hij is daarmee de tegenpool van de rijke jongeman uit het evangelie van enkele weken geleden, die zich niet los kon maken van zijn bezit en wegging. Bartimeüs is volvertrouwen en geloof. Hij lijkt een beetje op die enthousiaste Petrus die spontaan uit de boot stapt en over het water naar Jezus toe gaat. De evangelist Marcus vertelt het verhaal zo dat Jezus steeds in het middelpunt blijft staan en niet Bartimeüs. Jezus is op de weg, Hij gaat voorbij. Hij laat zich toeroepen. Jezus stelt de beslissende vraag: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?”. Jezus schenkt genezing, die veel meer blijkt te zijn dan de lichamelijke genezing van de ogen. Want de blinde ziet niet alleen zijn omgeving. Hij ziet wie Jezus werkelijk is en daarom gaat hij niet naar huis, maar sluit zich bij Hem aan op zijn tocht naar Jeruzalem. Hij is een leerling, een volgeling van Jezus geworden. Hij ziet nu in geloof de weg van Jezus en gaat die weg achter Jezus aan. De genezene is niet alleen van zijn lichamelijke handicap genezen. Hij ziet nu dat betekenis van zijn leven bij Jezus ligt. Jezus zelf heeft hem dat inzicht gegeven, maar zijn roepen naar Jezus, zijn blinde ja tegen Jezus, zijn blindelingse vertrouwen, wat niet anders is dan geloof, heeft hem daarbij geholpen. Daarom zegt Jezus: “ga, uw geloof heeft u genezen.”

En daarmee, broeders en zusters is het verhaal van Bartimeüs ons verhaal geworden. Het wordt duidelijk waar het op aan komt als we ons met Jezus inlaten. We moeten met vertrouwen tot Hem roepen: “Kyrie eleison, Heer, ontferm U over ons.” En we moeten dat net als Bartimeüs met volharding doen en ons niet van de wijs laten brengen door omstanders of door het feit, dat Jezus ons niet schijnt te horen. We moeten, net als Bartimeüs, steeds weer het vertrouwde achter ons laten, steeds weer opbreken uit de zekerheden van deze wereld en naar Jezus gaan. Er zijn ook nu steeds mensen, die tegen ons zeggen: “heb goede moed, Hij roept”. Met name laat Jezus ons dat zeggen door zijn Kerk. Het is met name in en door de Kerk dat de oproep klinkt in alle omstandigheden: “Hebt goede moed, Hij roept u.” En we kunnen Jezus op zijn weg ontmoeten, ook nu: in zijn Woord en in zijn sacrament is Hij aanwezig in ons midden. En in die ontmoeting wijst Hij naar Jeruzalem, naar het lijden en het sterven, naar het dienen in liefde. Hij opent onze ogen voor zijn weg en Hij zegt: “ga mee, volg Mij. Ik breng je veilig naar het Vaderhuis.” We moeten steeds als Bartimeüs zijn: blijven roepen “Heer, ontferm U over ons”, naar Hem toegaan, ons door Hem de ogen laten openen en Hem volgen in geloof. Amen.