Als ik me aan de regels van de Kerk wil houden en mensen zijn het daar niet mee eens, dan krijg ik nogal eens het verwijt: u bent wettisch; u houdt van wetten en regeltjes. Ik ben daar niet zo erg van onder de indruk omdat het gewoon een domme opmerking is. Ze hebben namelijk niet eens in de gaten dat ze mij hun regels op willen leggen. Dat zijn even goed regels waar ze hardnekkig aan wensen vast te houden. De enige opmerking die vanuit het verstand recht doet aan de situatie is: u houdt zich aan de regels van de Kerk en wij hebben onze eigen regeltjes. Het voorschrift van de Kerk is bv dat je dient te trouwen als je als man en vrouw gaat samenleven. Het voorschrift van de maatschappij, van het men is: dat je dat vooral niet moet doen. De dominerende autoriteit in onze maatschappij is nu niet meer de Kerk maar het “men”. Dus men volgt heel wettisch de regel van het samenwonen. En daarmee kunnen we constateren: bijna iedereen houdt van wetten en regeltjes, zelfs degenen die zeggen dat het niet zo is. Ze hebben alleen andere regels.
Daarover horen we ook in de eerste lezing. Het volk van Israël was lange tijd in ballingschap geweest in Babylonië, zeventig jaar lang. Ze waren verstoken van het georganiseerde godsdienstige leven. Ze wilden wel Jood blijven maar ze kenden de wet van God (de Thora) niet meer zo goed. Er waren veel regeltjes van het “men van Babylon” ingeslopen en die hadden ze klakkeloos overgenomen. Nu zijn ze terug in Jeruzalem en de priester Ezra brengt het volk opnieuw in contact met de onversneden wet van God. Vanaf de vroege morgen tot aan de middag leest hij voor uit de wet van God. En het volk luistert aandachtig. Want het wil niet zomaar wat regels volgen maar dé regels, de wet van God. Ze willen eerbare en godsdienstige mensen zijn. En de wet werd uitgelegd door de schriftgeleerden zodat allen het verstonden. Dan worden velen van de aanwezigen bedroefd en barsten in huilen uit, omdat ze beseffen dat ze slecht hebben geleefd, niet volgens Gods regels.
Ezra, de priester en Nehemia de landvoogd troosten hen en sporen hen aan feest te vieren omdat ze nu immers de juiste wet, de juiste regels hervonden hebben. En dan is Wet niet alleen regels: dan is de Wet, de Thora Gods handelen met het volk, de bevrijding uit de slavernij van Egypte, de intocht in het beloofde land, het verbond dat Hij sluit maar ook de regels die Hij geeft om deel te hebben aan dat volk, om te staan in het verbond.
Die bevrijding wordt voltooid, niet alleen voor het Joodse volk, maar voor alle mensen van goede wil door Jezus. Hij is gekomen om armen de blijde boodschap te brengen, om gevangenen vrij te laten, om blinden te laten zien en verdrukten te laten gaan in vrijheid. In Jezus, zo zegt Hij zelf in synagoge van Nazareth, is dit Schriftwoord, is als het ware het hele oude testament in vervulling gegaan.
Wie in Jezus gelooft staat onder de nieuwe Wet, de Wet van het nieuwe Testament, de Wet van de Bergrede. Een wet waaraan je je volgens Jezus nauwgezet moet houden. Je mag er geen jota of stip aan veranderen. De wet van Jezus wordt alleen gedragen en bekroond door de liefde tot God en de liefde tot de naaste. Alle voorschriften moeten in de juiste betrekking tot het grote gebod van de liefde worden beleefd. Het nieuwe testament, de Kerk kent wetten en regels. Hoe zou ze anders kunnen bestaan, hoe zou ze anders de juiste weg van Christus kunnen gaan? Dat is juist onze vreugde als christenen; dat we niet door het “men” of het gemak of de meerderheid geleid en geregeerd worden maar door Christus zelf die ons naar Gods toekomst leidt via de smalle weg van het evangelie. Laten we trots zijn op die weg en ons niet laten verleiden door mensen die zeggen dat ze betere wetten en regels hebben. Alleen Christus belooft ons Gods vrede en het eeuwig geluk. Amen.