In geweldige beelden en visioenen troost het boek Open­baring de christenheid. Want de christenheid van alle tijden leeft in een wereld, die lijkt beheerst te worden door boze machten. Telkens is er weer oorlog, dan hier dan daar. Onschuldige men­sen, ook oprecht levende chris­tenen worden er het slachtoffer van. Steeds opnieuw, heel de geschiedenis door worden gedeel­ten van de Kerk geslagen met ver­volging. Steeds weer opnieuw in de ge­schiedenis lijkt de Kerk van Christus overwonnen te worden door de machten van het kwaad. Ook nu weer bele­ven we in onze streken een ongekende afval van de Kerk en van het geloof. Velen, zeer velen keren Christus de rug toe en leiden een leven zonder God en zijn geboden. Trouwe christenen hebben het in hun omgeving soms al moeilijk onder de schampere opmerkingen van hen die zich christen blijven noemen maar al lang de zeden van de heidenen hebben aangenomen. Die zeden van de heidenen lijken onstuitbaar. Ze beheersen steeds meer onze maat­schappij. De media en soms zelfs de weinige zich chris­telijk noemen­de media verspreiden die zeden. En dan kun als christen met de psalmist wel eens verzuchten: Hoe lang nog, Heer, laat Gij dit toe? Misschien worden we wel eens moedeloos als we rondom ons heen kijken. Dan troosten ons de visioenen van de apostel Johannes, waar­bij hij haarscherp en in vlammende beelden de defini­tieve overwin­ning van God en het Godslam Christus op het kwade en op hen die het kwade toegedaan zijn schildert. Ze kunnen wel groot doen, maar de aarde waarop ze ver­trouwen zal aan de engelen van de vernieti­ging worden prijsgegeven. Gods oordeel komt. Maar gered voor het oordeel worden de trouwe dienstknechten van God. Zij worden gete­kend met het zegel van de levende God: de volheid van de 144.000 uit het volk van Israël maar die ontelbare menigte uit alle volken en stammen en talen. Zij komen uit de grote verdrukking. Ze hebben het geen van alle gemakkelijk gehad. Ze hebben geleden onder ver­volging, onder oorlog, onder ziekte, onder verdriet dat hen door anderen, soms door hun meest dierbaren werd aangedaan. Maar ze hebben volgehouden. Ze zijn trouw gebleven aan het geloof, trouw gebleven aan God geboden. Ze hebben, zo staat er, hun kleren witge­wassen in het Bloed van het Lam. Ze hebben zich ondergedompeld in de kruisdood van Christus, en vanuit die kruisdood geleefd. Ze zijn door Hem gereinigd van zonden, hebben in Hem geleefd en zijn in Hem gestorven. Zij, die eenvoudige, heldhalftige, trouwe gelovigen, die zich niet door an­dere mensen of door de gebeurtenissen van het leven uit het veld lieten slaan, maar trouw volhielden in ziekte en pijn, in vervolging en verdachtmaking, zij staan voor Gods troon met de witte gewaden en de palmtakken van de uiteindelijke overwinning. En die hier victorie kraaiden ten koste van anderen, die zichzelf tot god maakten en godvruchtigen belachelijk maakten, zij worden niet meer gevonden. Hun plaats is bij de Satan in de poel van vuur, zoals Johannes elders zegt. De overwinning is aan God en aan het Lam. Dit visioen bemoedigt ons om verder te gaan op de weg van het geloof, wat er ook gebeurt. Want wat er gebeurt om ons heen, wat ons soms benauwt, hoort erbij. Het zijn de laatste stuiptrekkingen van een oude wereld zonder God die sinds Christus’ kruisdood al verloren heeft. Aan God en aan het Lam behoort de over­winning. En als bemoediging vieren we daarom vandaag al het feest van de over­winning, terwijl we nog moeitevol onderweg zijn: de overwinning van de ontelbare scharen die ons in trouw geloof zijn voorgegaan en die de over­winning reeds met eigen ogen mogen zien en voortdurend het feest van de overwinning vieren. Dat zij alle heili­gen, die ons zijn voorgegaan: heel de zegevierende Kerk voor Gods troon. Zij bidden voor ons, dat wij de moed niet verliezen. Zij zijn voor ons een voorbeeld. Onder die tallozen zijn er velen, die onder gelijksoor­tige omstandigheden als wij het geloof hebben bewaard. Laten we ons aan hen optrekken. Met het visioen van hun over­winning vastbe­raden en vertrouwvol verdergaan en ons steeds weer met hen scharen rond het Lam, in de viering van de eucharistie. Daar vooral zijn wij één met hen in de lofprijzing van God door het Lam, in wiens bloed wij allen gered zijn, mogen wij nu al onder tekenen delen in hemelse brui­loftsmaal, waaraan zij ongesluierd deel­nemen. Het is hetzelfde Lam, hier en in de hemel. Wij zijn één gemeenschap van overwin­naars met Christus onze Heer. Amen.