“Geld maakt niet gelukkig”, zegt het spreekwoord, en hoe dikwijls nemen dit spreekwoord niet in de mond: “Geld maakt niet gelukkig”. En terwijl we dat zeggen, kunnen we tegelijk twee dingen constateren. Ten eerste dat ondanks de wijsheid van het spreekwoord de meeste mensen er niet naar handelen. De meeste mensen getroosten zich erg veel moeite om steeds meer geld te vergaren. Als we werkelijk en metterdaad geloofden dat geld niet gelukkig maakt, dan zou het niet zo vaak nummer één op het feitelijke streeflijstje van mensen staan. We zijn heel wel in staat dat theoretisch te versluieren, dat nooit toe te geven, maar als je naar de concrete praktijk kijkt, naar de feitelijke prioriteiten die veel mensen stellen, dan draait vaak niet op de eerste plaats om relaties tussen mensen, om het welzijn van je medemensen, om de stabiliteit van je huwelijk maar om geld en wat je met geld kunt kopen, genot.

En het tweede dat we kunnen constateren is, dat we met zijn allen rijk zijn. We leven in een steenrijke maatschappij waarin weliswaar niet iedereen bergen geld heeft maar waar zelfs armoede in verhouding tot vroeger tijden of andere streken in de wereld een zeer relatief begrip is. En dan zien we tegelijk dat dat vele geld, dat die welvaart niet gelukkig maakt. Natuurlijk we hebben het over het algemeen prettiger dan vroeger, het comfort is enorm toegenomen, de materiële voorzieningen voor ouderen en zieken zijn veel groter. Maar ik heb tegelijkertijd de sterke indruk dat menselijke relaties en ook wat men noemt de normen en waarden hevig onder druk zijn komen staan. En daarmee is het welzijn feitelijk afgenomen. Want het geluk van mensen hangt in hoge mate af van of hij leeft in liefdevolle, stabiele en warme verhoudingen. En dan zien we dat het aantal mensen dat zonder echte binding bij elkaar zit groot is, dat het aantal echtscheidingen enorm, dat het aantal kinderen en jongeren met psychische en sociale problemen groeit. En daar helpen de enorme aantallen welzijnswerkers niet tegen. En de belangrijkste kwaal van het vele geld is dat de band met God verdwijnt. We zien het aan de lege kerken, aan de mensen die nauwelijks nog bidden en de kinderen en de jongeren die al niet meer geleerd hebben te bidden. We zien hier in onze maatschappij op grote schaal het evangeliewoord van Jezus waar worden: voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te komen dat voor een rijke het koninkrijk Gods binnen te gaan. Immers mensen die rijk zijn, hebben de neiging materialistisch te worden en als je dat wordt heb je zelf de toegang tot het koninkrijk Gods gesloten. Dan sluit je je van God af omdat je je opsluit in jezelf.

Christen zijn in deze maatschappij betekent: jezelf onthechten, je losmaken van dat materialisme. Wie dat doet, zegt Jezus, zal nu al in dit leven daarvoor beloond worden met een geloofszekerheid en een vrede die niemand je kan afnemen, ook al zit het in het leven misschien tegen. Je kunt terugvallen op God, op zijn genade en tenslotte ontvang je het eeuwige leven.

Ik ben bang dat we te vaak ontdaan heengaan als die rijke jongeman. Ga maar eens bij u zelf na: hoeveel tijd trekt u werkelijk uit voor God, voor de eredienst. Is het minimaal (allen zondags) of dat nog niet altijd? Bidt u uw dagelijkse gebeden, gunt u zich de tijd de rozenkrans te bidden of hebt u altijd het excuus met andere dingen bezig te moeten zijn? Denken we ook maar eens na: hoeveel tijd trek ik uit voor een naaste die hulp nodig heeft, in het ziekenhuis ligt, die wacht op een bezoekje. Of heb ik het dan ook druk, druk, druk.. Dat druk hebben is misschien wel de moderne moderne reactie van de rijke jonge man. We hebben het altijd te druk voor de dingen waar we geen zin in hebben of  die geen geld opleveren, voor bidden, naar de kerk gaan. Voor feestjes en leuke dingen hebben we vrijwel altijd tijd. Mogen wij allen wijs van hart worden, ons leren te onthechten en ons te richten op de dingen die werkelijk van belang zijn, de dingen van het koninkrijk Gods.