Johannes denkt, dat hij van Jezus wel een complimentje en bijval zal krijgen: Meester, het is toch ongepermitteerd, we hebben iemand die niet bij ons hoort in uw naam duivels uit zien drijven. We hebben gezegd dat dat niet mocht. Maar ze deden het toch. Dat lijkt nergens op. Volgens Johannes kon er eigenlijk niets in de naam van Jezus, niets evangelisch buiten de groep rond Jezus gebeuren. Maar Jezus denkt daar anders over: laat ze maar, zegt Hij, als ze goeie dingen doen en nog wel in mijn Naam, dat is toch prachtig. Het gaat toch niet om onze groep; het gaat toch om het heil, om het geluk van mensen. Wij komen wel eens in de verleiding een beetje als Johannes te denken, een beetje zwart wit: in de kerkgemeenschap leeft Jezus, leeft zijn Geest, daar is het allemaal goed en daarbuiten zijn het goddeloze heidenen.
Natuurlijk Jezus heeft een kerk gesticht, aan die Kerk heeft Hij zijn Geest gegeven, zijn evangelie en de sacramenten van het heil. En daarmee is de kerk bij uitstek het instrument van het heil. Maar ook buiten de kerk beleven mensen soms bepaalde evangelische waarden. En de kerk moet dat erkennen en er zelfs blij om zijn. Wie niet tegen ons is, is voor ons. De kerk moet zelfs op bepaalde terreinen samenwerken met andere groepen van mensen, die hetzelfde evangelische ideaal beogen, zelfs al kennen ze het uitdrukkelijke evangelie niet. Veel meer mensen bv dan alleen christenen werken aan vrede en gerechtigheid in de wereld. De kerk zal niet bang moeten zijn op die terreinen met die mensen samen te werken. Jezus zegt vandaag als het ware: jullie, christenen, mogen gerust met niet-christenen samenwerken om de boze geesten van oorlog en armoede uit de wereld te bannen. Jezus toont zich erg verdraagzaam tegenover buitenstaanders van goede wil en hij zegt zelfs dat al hun goede daden jegens christenen hoe klein ook door de hemelse Vader beloond zullen worden. Minder verdraagzaam is Jezus ten opzichte van zijn volgelingen. Dat zijn immers gelovigen die precies met het evangelie bekend zijn. Die zeggen dat ze erachter staan. Daar mag je ook meer van verwachten.
Als je christen bent mag je niet met dezelfde hand je arbeiders hun rechtvaardig loon onthouden en tegelijk met die hand gevouwen in de kerk zitten. Hak ze af die onrechtvaardige hand. Alles wat in jezelf het geloof verzwakt: onverschilligheid en laksheid, zelfverzekerdheid en eigengereidheid, het onbeheerste jachten naar geld en genot, het onrecht van grijpgrage handen, het geklets en geroddel van beweeglijke tongen, de gewelddadigheid van machtige voeten, die iemand in de hoek trappen om er zelf beter van te worden, die begerige ogen, ruk ze uit, hak ze af om het koninkrijk van God te verwerven. Christen zijn zegt Jezus eigenlijk is: mild zijn in je oordeel over anderen en streng voor jezelf. Wij zijn dikwijls andersom. We hebben enorm veel kritiek op anderen en onszelf praten we schoon. Wij hebben het evangelie, wij hebben het geloof en de sacramenten en wij doen het vaak niet. Mogen we dan kritiek hebben op mensen die het evangelie niet kennen zoals wij en toch nog vaak goede dingen doen? Laten we anderen prijzen waar ze het goed doen en laten we op onszelf wat kritischer worden. Amen.