bij: Jes. 45, 1.4-6 en 1 Tess. 1, 1-5b en Mt. 22, 15-21
Voor de joden was het een godsdienstig probleem of je aan de keizer belasting mocht betalen of niet? Immers de joden kenden eigenlijk alleen maar tempelbelasting, alleen maar belasting aan God. Uit dat geld werden offers op gedragen. De joden kenden eigenlijk geen scheiding van Kerk en staat. Het ideaal was de theocratie: de Godsheerschappij over de hele gemeenschap zowel religieus als staatkundig. Dat was trouwens in bepaalde mate ook in het Romeinse rijk het geval, zeker in de tijd van de keizer die zich goddelijke trekken aanmatigde.
Jezus maakt dan een onderscheid in het evangelie dat fundamenteel is geworden voor het christendom: geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt. Wat betekent dat?
Allereerst dat het christendom in zijn oorsprong en bedoeling een scheiding kent van Kerk en staat. Jezus erkent twee terreinen: het religieuze en het politieke en die kunnen naast elkaar bestaan. Ze hebben ook feitelijk de eerste drie eeuwen van het christendom naast elkaar bestaan waarbij het christendom bad voor de keizer en de bestuurders en probeerde, ook in opdracht van een apostel als Paulus, goede burgers te zijn. Hele periodes liet de keizer de christenen evenals de joden op religieus terrein hun gang gaan. Maar soms waren er ook periodes van heftige botsingen. Keizers die voor zich goddelijke eer opeisten, ook van de christenen die dat vanuit hun geloof niet konden en in groten getale weigerden en werden gemarteld en gedood.
Pas als het christendom langzamerhand na het jaar 300 heel de maatschappij gaat beheersen en er een christenheid ontstaat die kerk en staat omvat, gaat er een soms zeer onwenselijke vermenging ontstaat die soms naar de kant van de Kerk en dan weer naar de staat doorslaat, waarbij God soms misbruikt wordt door de staat en de staat door de Kerk. Sinds de Verlichting en de Franse Revolutie is er weer definitief een scheiding van Kerk en staat en dat is goed zo. We zijn dan weer dichter bij het begin, dichter bij de bedoeling van Jezus.
Ik wil nog kort een paar consequenties van wat Jezus zegt behandelen:
Mogen christenen aan politiek doen? Ja, natuurlijk. Christenen zijn burgers en ze mogen op basis van hun overtuigingen politiek actief zijn. Ze moeten daarbij handelen vanuit de morele principes van het christendom. Misschien kunnen ze dat het beste als ze zich in een christelijke partij verenigen maar dat hoeft niet, zeker niet als die christelijke partijen zoals in West-Europa tegenwoordig vaak het geval is meer op macht dan op Gods wil uit zijn.
Kunnen christelijke politici zich beroepen op de scheiding van Kerk en staat als ze omwille van een coalitie moreel volstrekt verwerpelijke wetten steunen. Nee, op dat moment ben je verplicht aan God te geven wat God toekomt: en dat zijn zijn hoge morele wetten. Politici die dat doen zijn hetzelfde als de vroege christenen die toch aan de afgoden offerden.
Kan het zijn dat je je als christen in zeker zin afzijdig houd van de samenleving, niet gaat kiezen, niet deelneemt. Normaal is het een plicht dat je aan de staat je bijdrage levert ook politiek. Alleen als dat niet mogelijk is: in een repressieve staat waarin jouw christelijke standpunten niet meer verdragen worden, past het als de eerste christenen alleen voor de machthebbers te bidden en je afzijdig te houden.
Mag de Kerk zich met wereldlijke dingen bezig houden Niet met concrete politiek. Het is dan ook verboden dat bisschoppen en priesters politieke functies bekleden. Maar de Kerk heeft het recht en de plicht de morele waarden van menselijke waardigheid, van rechtvaardigheid te preken of de staat dat aangenaam is of niet.
Het christendom is principieel geen theocratie maar Kerk en staat hebben met elkaar te maken: voor christenen moet ook Gods wil zoveel mogelijk de maatschappij geschieden en sommige dingen die de staat aan haar burgers wil opleggen zijn voor christenen onaanvaardbaar. Want wij willen de keizer geven wat de keizer toekomt maar aan God wat God toekomt.