bij: Hand. 1, 12-14 en 1 Petr. 4, 13-16 en Joh. 17, 1-11a
Voordat de apostelen op Pinksteren de heilige Geest ontvangen en gedreven door die Geest Jezus gaan verkondigen, het werk van de evangelisatie van de wereld ter hand gaan nemen, zijn ze negen dagen in gebed. Er staat zelfs: ze volhardden in het gebed. Dat woord duidt al aan dat dat bidden niet vanzelf ging; dat ze er moeite voor moesten doen om te blijven bidden. Maar ze deden het, omdat ze wisten dat hun hulp uit de hemel moest komen. Dat er niets goeds zou kunnen gebeuren, als hun ten hemel gevaren Heer en zijn Vader het niet bewerkten. Geloof in God, geloof in Christus de Heer betekent je van hen afhankelijk weten en vragen: Heer, wat moeten we doen? Heer, werkt Gij in ons opdat wij uw wil doen. Het is bidden, volhardend bidden om de heilige Geest, die ons in geest en hart, in woord en daad verbindt met Christus en daardoor met de Vader. Pas als wij biddend openstaan voor die Geest, kan Hij in ons werken en ons omvormen tot christenen; kan Hij ons bewegen tot een leven, tot daden die vol zijn van de geest van God. Volhardend bidden gaat aan de stichting van de Kerk, aan iedere christelijke activiteit vooraf. Dat leert ons de Schrift. Zo bidt ook Jezus veertig dagen en veertig nachten in de woestijn voordat Hij zijn openbare leven begint. Hij bidt voortdurend tijdens zijn openbare leven en zoals we vandaag horen in het evangelie vlak voor zijn lijden tijdens zijn afscheidsrede bij het laatste avondmaal. Ook Jezus bidt voortdurend om de wil van de Vader te kennen en te kunnen blijven doen. En wat doen wij? Het bidden lijkt er in onze tijd bekaaid af te komen. In veel gezinnen wordt weinig gebeden. Het morgengebed gaat onder in de drukte. Hoe velen verwaarlozen het gebed aan tafel. Het avondgebed schijnt er nog het beste af te komen. Waar zijn de gebedspraktijken als het bidden van het rozenhoedje. Doen we nog enige moeite te volharden in het gebed? En een gebedspraktijk als de noveen, die zo duidelijk aansluit bij wat de apostelen deden in die negen dagen voor Pinksteren? We hebben het allemaal makkelijk aan de kant geschoven. En we hebben gemakkelijke smoesjes bedacht om het goed te praten. We hebben het toch zo druk en werken is ook bidden. Goed zijn voor mensen, zorgen voor mijn gezin is toch belangrijker dan bidden. U kent dat allemaal wel. Hoe gemakkelijk laten we het gebed niet schieten voor iets anders. Maar draaien we dan als christenen de zaak niet om? Hoe kunnen we als christenen leven en werken, hoe kunnen we als christenen zorgen voor ons gezin, als we niet eerst bidden, ons openstellen voor God, voor zijn heilige, Geest. Hoe kunnen we Gods wil doen, als we niet eerst bidden, dat we zijn wil mogen leren kennen? Bidden is moeilijk. Je moet er de tijd en de rust voor nemen en volharden. Doorgaan met bidden middels vaste gebedspraktijken. Het bidden vast in je leven inbouwen. Volharden betekent bidden op de vaste tijden van de dag. Bidden voor belangrijke beslissingen. En als je zelf geen woorden vindt, de woorden van de kerk en de woorden van de psalmen, de gebedenschat van de eeuwen, korte gebeden, het eenvoudige en toch zo rijke rozenkransgebed. Volharden in het gebed om zo open te staan voor God, voor zijn Geest. De apostelen deden dat samen met Maria, de moeder van de Heer. Maria als eerste van de gelovigen, als dienares van Heer, die volledig openstond voor zijn wil en zijn Geest, is ook de eerste die met ons meebidt. Laten we met de apostelen, met de Kerk en met Maria, de moeder van Kerk, ons meer toeleggen op het gebed, op het volhardend gebed. Want alleen aan mensen die biddend openstaan voor de heilige Geest wordt die Geest geschonken, die ons in Christus verbindt met de Vader en die onze daden, ons werk zinvol maakt omdat het dan zijn werk wordt door ons. Dan werkt de Geest in ons en doen we wat God wil. Amen.