Om de weg naar het geluk te vinden hebben mensen herders nodig; herders die de weg kennen en die weg kunnen wijzen. Uit zichzelf kan de mens die weg niet kennen. Uit zichzelf vindt hij het antwoord op alle vragen die het leven hem stelt, niet. Waar komen we vandaan? Waartoe zijn we bestemd? Hoe komen we daar? Wat is de zin van de moeilijkheden die we op onze weg vinden, de zin van pijn en verdriet? En als hij uit zichzelf antwoorden vindt op deze vragen, zijn dat dan de goede antwoorden. Om niet in zeven sloten tegelijk te lopen, hebben wij, mensen, herders nodig, die het juiste antwoord op die levensvragen weet; bij wie je te rade kunt gaan, als antwoord en richting zoekt. Daarom juist is Jezus in de wereld gekomen om Herder van de mensen te zijn. Als Zoon van God maakt Hij er aanspraak op het enige juiste antwoord op alle vragen te zijn, de enige weg naar het geluk, de enige weg naar God. Daarom staat er in het evangelie van vandaag ook: “Toen Jezus de grote menigte zag, voelde Hij medelijden met hen, want ze waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.” Jezus heeft medelijden met de mensheid, die de weg niet kent en daarom zijn ondergang tegemoet dreigt te lopen. Hij wil voor hen de goede herder zijn en daarom begint Hij hen te onderrichten. Jezus wijst een duidelijke weg en Hij gaat zijn volgelingen daarop voor: de weg van absolute gehoorzaamheid aan God, de weg van liefde tot de naaste, de weg van de zelfverloochening, de weg van het kruis, als de liefde tot God, de gehoorzaamheid aan zijn geboden dat vraagt.
Jezus wil dat dat herderschap van Hem door de tijd heen wordt doorgezet. Maar dat kan alleen door mensen, die Hem goed hebben leren kennen en die op een bijzonder manier met Hem verbonden zijn. Want ze kunnen alleen maar goede herders zijn, in zoverre ze zijn woord spreken en zijn weg wijzen. Daartoe onderricht Jezus zijn leerlingen apart voor Hij ze uitstuurt. Zo is de weg naar het priesterschap in onze dagen nog steeds een weg van studie, van luisteren naar wat Jezus ons zegt; je verdiepen in de antwoorden die Hij geeft op de vragen ook van de moderne mens. En bovenal steeds meer geestelijk met Christus verbonden, een band met hem opbouwen, zodat je als priester zijn werk van herderschap kunt doorzetten. Daar zijn jaren van studie en gebed voor nodig. Want niet ik als priester moet spreken, maar Christus door mij. Ik mag geen eigen weg aan de mensen wijzen maar de weg van Christus. Anders zou de weeroep uit de eerste lezing voor mij gelden: wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde verloren lopen. Als ik de juiste weg niet wijs, en daardoor zouden mensen verloren gaan, dan zou dat mij aangerekend worden. Herder zijn in Christus’ Naam is een verantwoordelijke taak. Je moet de juiste weg wijzen, de weg van Christus. En die weg vind ik niet uit; die wordt mij aangereikt door het evangelie en door de traditie van de Kerk waaraan Christus zelf de garantie van zijn Geest geschonken heeft. Als ik die weg niet wijs, zou ik geen herder maar huurling zijn.
De verleiding om huurling te zijn in plaats van herder is altijd groot geweest. Immers de mensen willen wel antwoorden op hun vragen; ze willen wel dat hun weg gewezen wordt, maar ze willen vaak het liefst gemakkelijke antwoorden, een eenvoudige weg. Een groot gedeelte van de mensen vind je een goede herder, als je ze naar de mond praat: als je zegt dat de dingen die moreel altijd fout geweest zijn, nu modern en goed zijn. Als je zegt: onze lieve Heer vindt het niet erg als je samenwoont, als je niet altijd naar de kerk gaat, als niet zoveel bidt; als je je kinderen nauwelijks iets leert van het christelijk geloof. Als je dat zegt vinden velen je een goede herder, maar in feite ben je een huurling, omdat je niet de juiste weg wijst, omdat je niet oproept tot bekering maar de mensen bevestigt op de verkeerde weg. En als je zegt wat je moet zeggen, omdat je anders verantwoordelijk bent voor het verloren lopen van de schapen, dan ben je niet warm, niet liefdevol, niet pastoraal.
Pastor zijn betekent in Jezus naam en op zijn gezag de weg te wijzen aan hen die Jezus willen volgen. Hen die doen wat Jezus van hen vraagt, met vallen en opstaan, bemoedigen dat ze de juiste weg blijven gaan. Degenen die in zonde zijn, die op de weg van God weg zijn oproepen tot bekering en nieuw leven. Want Jezus heeft geen medelijden met de mensen omdat de weg naar God moeilijk en zwaar is, maar omdat ze de weg niet kennen en verloren zouden gaan. Amen.