Het begrippenpaar arm en rijk spelen een grote rol in de bijbel. Ze gaan uit van de maatschappelijke situatie waarin mensen verkeren. Aan de ene kant de armen die buiten hun schuld niets hebben, ellende moeten verduren en aan de rand van samenleving leven. En anderzijds de rijken, die alles hebben wat hun hartje begeert en die in de maatschappij de boventoon voeren. Maar de bijbel koppelt aan die maatschappelijke situatie ook een levenshouding, die daar vaak mee gepaard gaat. De arme, die, omdat hij niets heeft om op te kunnen vertrouwen zijn hoop stelt op God; luid roept naar God om gerechtigheid. En anderzijds de rijken, die zich inkapselt in zijn materiële goederen en daaraan genoeg heeft: God en zijn geboden vergeet en ook zijn medemens of die alleen nog ziet in zoverre hij er rijker van kan worden. Zo wordt de maatschappelijke situatie van mensen tegelijk het type van een godsdienstige houding. Die overigens niet altijd klopt: er zijn armen die niet deugen en er zijn zeer godsdienstige en edelmoedige rijken. Dat zien we ook in de bijbel. Maar die algemene typering klopt wel. En ook Jezus zegt, dat materiële rijkdom voor het geestelijk, het godsdienstig leven de mens gevaarlijker is dan armoede. We kennen die beroemde uitspraak: nog gemakkelijker gaat de kameel door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk Gods. Armoede doet gemakkelijker de hand naar God en de naaste uitstrekken dan rijkdom. We zien dat ook in onze wereld in het groot: het rijke westen wordt steeds minder godsdienstig en steeds meer individualistisch. Men sluit zich op in zijn eigen comfort, zijn eigen huis, zijn eigen flat en heeft God noch zijn naaste nodig. De kerken worden leger en de buren kennen we niet. Het godsdienstige leven, de gemeenschaps- en de familiezin bloeien meer in de armere gedeelten van de wereld.
Lazarus is het type van de verschoppeling, van de zieke, de arme, die niet mee kan in de wereld. We kunnen hier denken aan de armen in de derde wereld, aan de vluchtelingen in kampen, maar ook aan die eenzame hoogbejaarde vrouw in ons moderne bejaardenhuis waarvan de kinderen het zo druk hebben met hun carrière; aan die eenzame vrijgezel in onze straat, die iedereen maar merkwaardig vindt of de drugsverslaafde waar iedereen in een boog omheen loopt; de man die uit de gevangenis ontslagen wordt en van niemand een nieuwe kans krijgt. De bijbel zegt, dat God hun kant kiest en hen gerechtigheid zal geven. Hij kiest partij tegen de rijke vrek en die staat voor: de rijke westerling, die structureel niets wil inleveren om rechtvaardiger verhoudingen in de wereld te scheppen; die zijn portemonnee dichthoudt bij humanitaire acties met de opmerking “het komt toch niet op de goede plaats” of “ze moeten daar maar leren te werken”. Hij kiest partij tegen de kinderen, die hun ouders aan hun lot overlaten; hij kiest partij tegen mensen die zo in materiële welvaart opgaan, dat ze de ellende in hun eigen straat niet eens zien; tegen mensen die andere mensen afschrijven en in een hoek trappen, als ze opnieuw willen beginnen of hulp nodig hebben. Het excuus van de rijke “ich habe es nicht gewusst” geldt voor God niet. Je hebt de wet en de profeten, je hebt het evangelie en je weet dat je een open oog en een helpende hand moet hebben ten aanzien van armoede, eenzaamheid, ellende.
God kiest partij en draait de rollen om: Lazarus wordt getroost en ruimschoots schadeloos gesteld in het andere leven. De rijke heeft zijn deel al ontvangen en moet voor eeuwig ervaren, wat hij bij de arme niet heeft geprobeerd te verhinderen.
We denken hierbij ook aan de woorden van Jezus: zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het rijk Gods. En daartegenover: wee u, rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen. En in het magnificat: die hongeren overlaadt Hij met gaven, maar rijken zendt Hij heen met lege handen.
Het is dus niet ongevaarlijk rijk te zijn. En rijk zijn we hier in ons land eigenlijk allemaal. Rijkdom bevordert gemakkelijk het egoïsme en de geestelijke blindheid, blindheid voor God en blindheid voor de naaste die hulp nodig heeft. Daar moeten we ons als christenen tegen verzetten, ons telkens losmaken van ons bezit, door wat de kerk van oudsher ascese noemt, oefening in onthechting door sober leven en geven waar nodig: geld waar geld nodig is en onszelf waar onze persoonlijke inzet mensen kan helpen. Zo alleen strijden we de goede strijd van het geloof. Zo allen grijpen we het eeuwig leven. Amen.