Ik wil vandaag even stilstaan bij de tweede lezing uit de eerste Korintiërsbrief, waar Paulus ons een hele praktische en heel belangrijke leefregel meegeeft als christen. Paulus geeft in dat kleine stukje dat we gehoord hebben antwoord op een vraag die hem uit de gemeente van Korinte gesteld werd: Mogen wij vlees eten, dat aan afgoden geofferd is? Sommigen zeiden: dat mag niet, want de Joden nemen daar aanstoot aan of de heidenen zullen zeggen: de christenen doen met ons mee. Anderen zeiden: dat kunnen we als christenen gerust eten, dan laten we juist zien dat die heidense goden niets betekenen. Wij kennen het probleem van het offervlees niet meer, maar ook voor ons zijn er telkens weer problemen, waarbij je je afvraagt: kun je dat als christen wel doen? Paulus helpt ons dat probleem op te lossen.

Het eerste antwoord, dat hij geeft is: je mag alles eten. Een christen wordt niet beperkt door de Joodse wet met zijn rituele voorschriften. De christen is vrij. Maar kan hij dan ook maar precies doen wat hij wil. Dat zeker niet. Hij moet met drie dingen rekening houden. Er zijn drie dingen, die zijn vrijheid beperken; niet van buitenaf, omdat iemand zegt dat het niet mag; nee van binnenuit. Het zijn beperkingen die de liefde oplegt. De vrijheid van de christen wordt alleen beperkt door de liefde. Een eerste richtlijn is de liefde tot God: of gij eet of drinkt of wat gij ook doet, doet alles ter ere Gods. God bepaalt de ruimte van onze vrijheid. Als we van Hem houden, kunnen we alleen die dingen doen, die Hem aangenaam zijn; die Hem geen pijn doen en die Hem niet beledigen. God erkennen als de Heer van ons leven, als ons hoogste Goed, in alles met Hem rekening houden, alles ter ere van Hem doen, dat is de hoogste maatstaf van christelijk handelen. De twee andere richtlijnen hebben met de naastenliefde te maken. De naastenliefde, die uit de liefde tot God voortvloeit. Allereerst: geeft geen aanstoot aan Gods Kerk. We leven in een kerkgemeenschap, waarin we elkaar broeders en zusters noemen. Met die broeders en zusters moeten we rekening houden, met hun gevoelens. Het gaat niet om ons eigen heil alleen. Het gaat om de opbouw van de kerkgemeenschap, om het heil van onze medechristenen. Daarom mogen we geen aanstoot geven. Een simpel voorbeeld: je kunt je afvragen: mag ik als christen zondags de was doen of mijn auto wassen. Je kunt misschien voor ,jezelf tot de conclusie komen: dat dat kan. Dat je dat ter ere Gods doet en dat je daar de liefde tot God niet mee aantast. Akkoord, zal Paulus zeggen. Maar heb je dan ook aan je naaste gedacht, aan je christelijke buurman, die er zich misschien aan ergert en het niet kan zien als een eer aan God. Je zou dan zoveel innerlijke vrijheid moeten bezitten, dat je niet je eigen opvatting doordrijft, maar het laat ter wille van de naaste. Of als de Kerk praktische regelingen geeft om het gemeenschapsleven te regelen en jij vindt, wellicht terecht, het zou ook anders kunnen, dan getuigt het van innerlijke vrijheid om je ter wille van de gemeenschap aan die regel te houden. Geen aanstoot geven aan de kerk van God.

Een derde punt is: geeft geen aanstoot, noch aan Joden, noch aan Grieken. Dat betekent: laat bij de andersdenkenden geen twijfel opkomen over je christen zijn. Je hebt een plicht tot getuigenis over je christelijk geloof. Daarom moet je misschien dingen, die op zich niet verkeerd zijn, nalaten om geen verkeerde indruk te wekken. Onze christelijke vrijheid, de vrijheid van de kinderen Gods moet zich afspelen in de ruimte, die bepaald wordt door de liefde tot God en de liefde tot de naaste: de eer van God, de opbouw van de Kerk en het duidelijke getuigenis van ons geloof in Jezus Christus zijn de drie pijlers, waaraan onze christelijke vrijheid zich oriënteren moet. Alles is geoorloofd, zeiden de Korintiërs. Jazeker, zegt Paulus, maar niet alles is heilzaam, niet alles bouwt de christelijke gemeenschap op.

Wij zijn vrij geworden doordat we Christus kennen en liefhebben. Dat is een vrijheid niet voor mij alleen, maar voor ons allemaal en die daarom altijd rekening houdt het de ander, met de kerkgemeenschap en een vrijheid die getuigt van Jezus Christus. Amen.