Marcus schildert ons in het evangelie van deze zondag een doorsnee dag uit het openbare leven van Jezus. En dan zien we een evenwicht in een drukke dagorde waarvan wij kunnen leren. ’s Morgens, staat er, komt Jezus uit de synagoge. De synagoge is de plaats waar de Schrift gelezen wordt, waar in Gods wijsheid en in zijn wet onderwezen wordt, waar men de wijsheid kan opdoen voor een leven met God. Dat heeft een mens nodig. Om verantwoord te kunnen leven moet je een basis hebben van waaruit, iemand die je richting geeft. En voor Jezus was dat het woord van de Vader, de wil van God. Misschien is het wel het gebrek van veel moderne mensen, dat ze voornamelijk leven van uit zichzelf, van wat ze op dat moment denken en voelen, in plaats van leven naar de diepe orde van de dingen, naar de wil van God. Het is namelijk niet zo dat alles even goed is; dat als je het maar goed bedoelt, dan het dan ook goed is; nee alleen de wil van God doen, bevordert de echte vrede, de echte liefde. Om die wil van God te kennen, moet je telkens leren, terug naar het woord, naar de synagoge, de Kerk. Dat geldt ook voor ons: wij moeten telkens terug naar Jezus: naar zijn woord, naar de ontmoeting met Hem in de eucharistie. In die zin vinden we méér in de kerk dan de jood in de synagoge: niet alleen het woord maar ook het woord dat vlees geworden is en tot ons komt in brood en wijn.
Komend uit de synagoge gaat Jezus aan het werk. En zijn werk is het rijk Gods preken en in tekenen laten zien dat het feitelijk gekomen is. En dat rijk Gods is de afwezigheid van het kwaad, het is een rijk vrede en gerechtigheid. Jezus kondigt dat rijk aan. Hij zegt dat het eens volkomen zal doorbreken maar dat het er nu ook al is daar waar mensen geloven en leven volgens dat rijk Gods. Het is er al te midden van nog zoveel kwaad in deze wereld. Een het komt erop aan in dat rijk te geloven en in je leven de dingen van dat rijk te doen, ook al probeert het kwaad je steeds weer in zijn macht te krijgen. Ten teken van de komst van het rijk God verdrijft Jezus het kwade uit mensen: ziekten, kwalen, boze geesten. Voor Jezus gaat het kwade op de vlucht. Zo werkt Jezus de hele dag in dienst van het rijk Gods. En zo moeten ook wij heel de dag werken aan het koninkrijk op de plaats waar we staan. Als we oud zijn en de gebreken gaan voelen, door geduldig te zijn en liefdevol te blijven, door aan de jongeren een voorbeeld van geloof en gebed te geven. Als je jong bent, door je kinderen goed op te voeden; ze te leren wie Jezus is en wat Hij wil, door ze te leren bidden; door ze het verschil tussen goed en kwaad te leren; door eerlijk te zijn in je werk; door iemand te zijn op wie men altijd aan kan. Zo strijden we tegen het kwaad en leven we in het koninkrijk..
De volgende dag zien we Jezus in alle vroegte weer de eenzaamheid opzoeken om te bidden. Jezus begint zijn werk weer met gebed, vanuit het contact met God zijn Vader. Zonder gebed, zonder de stilte, zonder direct contact met God is er geen gelovig leven, geen leven in het koninkrijk van God mogelijk. De grote fout van onze tijd is dat men te weinig tijd neemt voor gebed. En daarom zijn de dingen die men doet ook vaak ongeordend. Gebed ordent immers alles op God en op zijn wil.
Zo ligt wat Jezus doet, overdag, ingebed tussen het luisteren naar het Woord van God en het gebed. Zo wordt alles wat Hij doet vanuit God gedaan. En zo zou het ook bij ons moeten zijn. Ons doen en laten zou bepaald moeten worden door God end at vereist een bepaald ritme in de dagelijkse bezigheden waarin het gebed en het luisteren naar God een primaire plaats moet krijgen.
Immers Gods Geest is het die ons doen en laten moet bezielen. Dan is wat we doen goed en welgedaan. Amen.