bij: Sef. 2, 3; 3, 12-13 en1 Kor. 1, 26-31

De profeet Sefanja leefde in een tijd, dat grote gedeelten van het volk, en met name de vooraanstaanden en de rijken, zich niet zo erg hielden aan Gods geboden. Er werden vreemde goden vereerd, vreemde zeden en gewoonten waren het volk binnengedrongen. Grote gedeelten van het volk deden aan God noch gebod. Maar een kleine groep bleef trouw aan God. Die groep heeft het moeilijk. Ze vallen uit de toon, ze doen niet mee met de mode van de dag. Ze maken zich bezorgd over de toekomst: wat zal er worden van het volk van God. Zal het niet verdwijnen  als religieuze gemeenschap? Het kalft steeds verder af. U ziet de situatie rond 630 voor Christus is niet eens zoveel anders dan nu. Ook nu lijkt iedereen van de Kerk af te vallen en de groep van getrouwen die overblijft is bezorgd voor de toekomst. Daarom kan de profeet Sefanja ook rechtstreeks tot ons spreken. Want hij bemoedigt in Gods naam die kleine groep van getrouwen. Hij zegt: het gaat God niet om het grote getal. Voor God ligt het gelijk niet bij de grootste partij, zoals in een democratische politieke orde. Voor God ligt het gelijk bij de ootmoedigen van het land, die zijn geboden naleven; bij de nederige gelovigen, die ondanks alles aan God en zijn geboden blijven vasthouden. En al is dat maar een kleine rest van het volk, het is een heilige Rest, het is Gods erfdeel. En op de dag des Heren, zegt Sefanja, de dag van de grote afrekening, zal die heilige Rest een schuilplaats vinden bij God, grazige weiden vinden en neerliggen zonder opgeschrikt te worden. Die dag des Heren zal voor hen een dag van vreugde zijn, terwijl het voor de anderen een dag van toorn is, een dies irae, omdat ze de rechtvaardige straf ontvangen voor hun hoogmoed, hun opstaan tegen God. Laat je niet ontmoedigen, kleine rest, ga op de ingeslagen weg voort. Wees trouw!

En Jezus bevestigt dat in het evangelie van vandaag: zalig de armen van geest dwz zalig de nederigen en ootmoedigen, die Gods heerschappij erkennen, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig die hongeren en dorsten naar Gods gerechtigheid. Zij zullen verzadigd worden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Ook de zaligsprekingen zijn een bemoediging voor de mensen Gods wet willen vervullen, vaak tegen het rigeur van de wereld in, die zegt: pak wat je krijgen kunt, geniet zoveel je kunt. Zalig zijn de mensen, die Gods heerschappij erkennen in de praktijk van alledag en die daarvoor zelfs vervolging en smaad willen lijden, die zich laten uitlachen om hun trouw aan God.

Paulus in de tweede lezing zegt hetzelfde op een weer een iets andere manier. Het gaat niet om je positie in de maatschappij, het gaat er niet om aan welke universiteit je gestudeerd hebt, hoeveel doctoraten je behaald hebt: het gaat erom hoe nederig je bent om Gods heerschappij in je leven de aanvaarden. Dat is de ware wijsheid, ook al vindt de wereld die dwaas.

Medechristenen, het woord van God van deze zondag bemoedigt ons, trouw te blijven aan God en aan zijn geboden, ook al zijn we maar een rest in de samenleving. We zijn Gods heilige Rest, die door Hem zalig geprezen wordt en die door Jezus in het Lukasevangelie bemoedigt wordt metde woorden: “Vrees niet, kleine kudde. Uw Vader heeft immers besloten U het koninkrijk te geven.” (lk 12,32)

We mogen daarbij echter niet vergeten, dat wij er nooit zijn voor ons eigen heil alleen. Als we in alle nederigheid trouw blijven aan God, zijn wij volgens Jezus’ Woord: zout der aarde, licht van de wereld, gist in het deeg. Dan zijn we, hoe klein we ook zijn Gods smaakmakers in de maatschappij, een levende uitnodiging aan allen om Gods heerschappij te aanvaarden, de missionaire getuigen van zijn evangelie. Amen.