bij: Jes. 9, 1-3.5-6 en Tit. 2, 11-14 en Lc. 2, 1-14
“Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft”, zo zingen de engelen boven de velden van Bethlehem. Vanaf deze nacht wordt door een vernieuwde mensheid aan God de waarachtige eer gebracht en vanaf deze nacht is er waarachtige vrede in de harten van de mensen, tenminste in de harten van de mensen in wie God welbehagen heeft. De eer van God, dat is het doel van de schepping. Om God eer te brengen, daartoe is de mens geschapen. In het eer brengen aan God, in het liefdevol erkennen van God als zijn Schepper en Heer, daarin alleen vindt de mens zijn geluk. Maar dat doel heeft de mens uit het oog verloren. Sinds de zonde van Adam in het begin, zoekt de mens zijn eigen eer. Hij heeft zelfs het vermogen verloren God waarachtig te eren. Door de schuld van het begin staat hij van God afgekeerd en is niet in staat God te eren en daarmee is hij niet in staat innerlijke vrede, echt geluk te vinden. Om kerstmis te begrijpen, moeten we het mysterie van de erfzonde verstaan: het kwaad dat over ons ligt als een dikke, donkere deken, die ons van God en van het eeuwig leven gescheiden houdt. Uit onszelf zijn we een volk, dat in duisternis wandelt, dat leeft in doodse duisternis met als enig uitzicht de dood. Zonder kerstmis is er geen echte eer aan God mogelijk en ook geen vrede in de harten van de mensen. Met kerstmis zijn we uit die uitzichtloze situatie van zonde en dood gered, bevrijd, verlost. Immers het juk van zonde en dood wordt gebroken, een licht schijnt in het land van doodse duisternis. “De genade van God, bron van heil voor alle mensen is op aarde verschenen.” God zelf komt ons bevrijden, niet van buitenaf, maar van binnenuit. Hij wordt mens in zijn Zoon Jezus Christus. Hij wordt een mens als wij. Hij deelt de gebrokenheid van ons menszijn: ook voor Hem zoals voor zovelen is er geen plaats in de herberg; ook Hij wordt als zovelen geboren onder armoedige omstandigheden; ook Hij sterft als zovelen op jonge leeftijd; ook Hij wordt als zovelen slachtoffer van de slechtheid van medemensen. God is werkelijk mens geworden, een van ons. Maar in één belangrijk ding echter verschilt Hij van de andere mensen: Hij is zonder zonde. Hij leeft en sterft voor de eer van zijn Vader zonder daar maar ook in het geringste afbreuk aan te doen. En dat loopt uit op zijn vrijwillige kruisdood, de uiteindelijke bevestiging van zijn gehoorzame liefde tot het uiterste, het meest volmaakte eerbewijs aan de Vader. Dat de Vader dat eerbewijs aanvaardt, wordt zichbaar in zijn verrijzenis met Pasen en zijn zitten aan de rechterhand van de Vader. Zo wordt Christus de nieuwe Adam, de stamvader van een nieuw menselijk geslacht. Bij Hem hoor je niet door je natuurlijke geboorte maar doordat je in het doopsel voor Hem kiest en herboren wordt uit water en heilige Geest. Door het doopsel ben je in Christus, ben je een nieuwe schepping, word je kinderen van God, wordt de erfzonde overwonnen en de poort naar de hemel geopend. Niet uit onszelf maar in Christus kunnen wij voort-aan echte eer brengen aan God; niet uit onszelf maar in Christus hebben wij waarachtige vrede. Want alleen als we in Christus zijn, aanvaardt God ons als zijn kinde¬ren; alleen als we in Christus zijn hebben we eeuwig leven. Alleen dan zijn we mensen van Gods welbehagen. In deze kerstnacht zingen de engelen, dat nu werkelijk eer wordt gebracht aan God. Immers Gods Zoon is geboren en alleen in Hem wordt door de mensheid waarachtig eer gebracht aan God, een eer die Hij aanvaardt. Christus is Gods eer. En tegelijk zingen de engelen van vrede op aarde onder de mensen. Nu pas is er echte innerlijke en uiterlijke vrede mogelijk, als je aan God behaagt door je leven toe te vertrouwen aan Christus. Want dan weet je dat Gods Geest in je woont, dat je het eeuwig leven in je hebt. Eer aan God en vrede bij de mensen gaan via Christus, de Godmens. Daarom brengt de nieuwe, verloste mensheid, de Kerk, voortdurend eer aan God door de viering van de eucharistie, waarin Christus zelf aanwezig is en zichzelf, zijn Lichaam en Bloed, in gehoorzame liefde offert aan de hemelse Vader. Al onze menselijke, onvolkomen eer dient te worden opgenomen in dat ene eerbetoon van Christus. Eer aan God in den hoge. Daarom viert de Kerk voortdurend eucharistie en roept allen die herboren zijn in water en geest op aan die eucharistie deel te nemen en zo in Christus eer te brengen aan God, en zo op weg te blijven naar ons geluk. In diezelfde eucharistie geeft de Heer vrede aan de mensen van zijn welbehagen: immers Hijzelf, die onze vrede is komt in ons hart en sterkt het eeuwig leven in ons. Vrede op aarde onder de mensen van zijn welbehagen. De lofzang van de engelen wordt voortdurend aangeheven en waargemaakt in de viering van de eucharistie. Vanuit die eucharistie, in met Christus, leveren we de strijd van een christelijk leven: goddeloosheid en wereldse begeerten verzaken, bezonnen, rechtvaardig en vroom leven in deze tijd, terwijl we uitzien naar de vervulling van onze hoop. Kortom leven zoals Christus het ons heeft gezegd en voorgedaan. Eer aan God in den hoge en vrede onder de mensen horen onlosmakelijk bij elkaar. Zij komen samen in Christus en in de mensen die zich tot Hem bekennen en in Hem proberen te leven, de mensen van God.