De gelovige mens weet uit de heilige geschriften van de bijbel, dat God sinds onheuglijke tijden met de mens bezig is geweest. En dat bezig zijn met de mensen wordt uitgedrukt in Gods spreken. Het spreken van God is verre van loos gepraat. Het woord van God is tegelijk zijn werken; zijn woorden zijn zijn daden. Denkt u maar eens aan het scheppingsverhaal. Telkens staat er: en God sprak: er moet licht zijn, en er was licht. Gods Woord is een krachtig woord, het bewerkt wat het zegt. Vanaf het begin treedt God in contact met ons door zijn woord en dat woord bewerkt wat het zegt. Dit woord waarvan het oude testament weet had en waardoor het helemaal is getekend, daarvan zegt nu de evangelist Johannes: Dat Woord van God is vlees geworden, is mens geworden en het heeft onder ons gewoond. Met Kerstmis blijkt, dat het Woord van God vanaf het begin een Persoon is door wie God handelt, Gods eigen Zoon. Bij de menswording blijkt, dat God van eeuwigheid een Zoon heeft, die ook Gods Woord genoemd wordt. En de evangelist Johannes getuigt: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. .. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is.” Alles heeft God geschapen door zijn eeuwig Woord. En dat Woord van God heeft altijd als een licht in de duistere wereld geschenen, indirect door de profeten, die onder invloed van Gods Geest zijn Woord spraken, maar de duistere wereld nam het niet aan. Het merendeel van de mensen wenste niet te luisteren naar Gods woord, hield meer van de duisternis dan van het licht. Het hele oude testament is er vol van, hoe mensen Gods Woord afwijzen. En dan gaat God nog een stap verder en dat is het grote geheim van Kerstmis. Hij gaat direct tot de mensen spreken, niet meer via de profeten. Zijn eeuwig Woord wordt vlees en het heeft onder ons gewoond in Jezus van Nazareth. In Hem is Gods Woord, Gods Zoon mens geworden. Met Hem komt het ware Licht in de wereld. Hij wil iedere mens verlichten met het licht van Gods aanwezigheid. Maar zelfs Gods eigen Zoon, het Woord zelf, wordt niet aanvaard. “Hij was in de wereld, maar de wereld erkende Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet.” God gaat tot het uiterste. In zijn overgrote liefde schenkt Hij ons zijn eigen Zoon als mens in ons midden. Zo wil Hij de mensen het licht en de vrede schenken. En alles wat de mensen moeten doen is: Hem aanvaarden, leven in zijn licht. Maar wat doen de mensen? Herodes ziet in Hem een bedreiging voor zijn koningschap en zoekt Hem als kind al te doden; en later de Schriftgeleerden en de farizeeën zien in Hem een bedreiging voor de gevestigde orde en het volk laat zich opzwepen om te roepen: aan het kruis met Hem! Zo vergaat het Gods mensgeworden Woord in de wereld; zijn licht en zijn waarheid werden door velen afgewezen. En dat gebeurt nu nog. Sinds het eerste Pinksterfeest is Gods Zoon, Gods eeuwig Woord, aanwezig in zijn Kerk. Het is zijn Lichaam in de wereld. De Kerk spreekt zijn Woord. (Wie u hoort, hoort Mij). De Kerk verspreidt nu het licht van de waarheid. (Gij zijt het licht van de wereld). De Kerk ondergaat daarom hetzelfde lot als Christus zelf. Het licht van haar waarheid wordt door velen niet aanvaard. Zij wordt soms vervolgd en verguisd en velen in onze dagen staan onverschillig tegenover haar, luisteren niet naar haar Woord, zoeken niet de veilige warmte binnen haar muren. Zij verkiezen het schijnlicht van de wereld, zij aanvaarden een pseudo-waarheid, die hen vanuit een wereld zonder God wordt voorgehouden. Alleen zij die Christus, Gods mens geworden Woord aanvaarden, zoals Hij nu nog spreekt in de Schriften door zijn Kerk, die Hem ontmoeten in Woord en sacrament, die leven in het Licht van Gods waarheid, (in de splendor veritatis) die aanschouwen met de apostel Johannes “de heerlijkheid van de Eniggeborene van de Vader, vol genade en waarheid”. Als wij in Hem leven door gebed, sacramenten, door een leven volgens zijn geboden, dan “ontvangen wij van zijn volheid genade op genade”, dan kennen wij God, geen afgod die wij zelf maken, maar de waarachtige, eeuwige God. Want alleen Christus kan Hem ons doen kennen. Hij immers is “de eniggeboren God, die in de schoot van de Vader is”. Hij is mens geworden en Hij blijft bij ons door zijn Kerk en zo doet Hij ons God kennen.

Dat is de vreugde van Kerstmis: dat wij God werkelijk kennen door zijn mens geworden Woord; dat Hij zelf bij ons is en ons de weg naar het geluk wijst. En dat Hij bij ons is, mogen we ook nu, en telkens weer, vieren in de eucharistie, waarin het Woord tot ons spreekt om ons de weg te wijzen en de waarheid te leren en het Woord Brood wordt om in ons te kunnen leven en ons sterk te maken op de weg van de waarheid en de liefde, de weg naar het eeuwig geluk. Knielen we dan met overtuiging neer bij de kribbe, met de herders en de wijzen, met Maria en Jozef met heel de heilige Kerk en vernieuwen we onze trouw aan Christus en aan zijn Kerk, opdat wij niet duisternis leven, maar in het licht van Gods waarheid. Amen.