bij: Ex. 19, 2-6 en Rom. 5, 6-11 en Mt. 9, 36-10, 8
Vanaf het begin de wereld, vanaf het moment dat de mensheid als zodanig zich van God afkeerde en zijn eigen weg ging, roept God mensen om zich los te maken uit een omgeving die tot hun ondergang leidt om vrienden te worden van Hem die hoop en leven schenkt. Aanvankelijk zijn het eenlingen en hun families. U herinnert zich Noach die zich op een woord van God redt van de ondergang die de goddeloze wereld treft door een ark te bouwen tot spot van allen die het zagen. U herinnert zich Abraham die uit de vertrouwde omgeving van zijn land en zijn familie wegtrekt om, enkel vertrouwend op een belofte van God, op weg te gaan naar een menselijkerwijs gesproken onzekere toekomst.
Om van God te zijn moeten mensen zich losmaken uit een behaaglijk wereldje dat wel mooi lijkt maar tot niets voert.
Als om steeds grotere aantallen gaat, hebben mensen leiders nodig. leiders zoals Mozes die de berg opgaan om God te ontmoeten en die het volk de wil van God meedelen. En ook hier van Godswege een oproep om zich los te maken van zijn omgeving. Het joodse volk mag geen volk zijn zoals alle andere volkeren. Door het onderhouden van zijn wetten, van al die gebruiken op het gebied van spijzen die ze wel en die ze niet mochten eten, het vieren van de grote feesten, het onderhouden van de sabbat zullen ze heel speciaal het volk van God zijn, uitverkoren onder alle volkeren. God noemt hen zijn koninklijk en priesterlijk volk. Het volk dus dat namens God leiding geeft aan alle volken, een volk van koningen. Een volk dat de volmaakte eredienst brengt aan God en dat voor de wereld ten beste spreekt: een volk van priesters.
Maar God gaat verder. Als Hij zijn Zoon stuurt, spreekt hij niet meer individuen aan, niet alleen meer het joodse volk. Gods stem richt zich nu voortaan tot alle mensen van goede wil. Jezus komt om alle mensen te redden. Dat is het beeld dat de evangelist Matteus vandaag schildert. Als God, als Jezus naar de wereld kijkt, dan wordt Hij door medelijden bewogen. Immers Hij ziet ontelbare mensen als schapen zonder herder. Jezus ziet talloze mensen die de weg naar het geluk, de weg naar God, de weg naar het leven niet kennen. Ze zijn vermoeid en afgetobd door de wederwaardigheden van het leven. Vermoeid ook door de vele dingen waar ze mee bezig zijn en die uiteindelijk toch zinloos lijken. Hij wil voor al die mensen Herder zijn naar God. Hij wil ze leiden naar de grazige weiden van het eeuwige leven. Maar Hij kan die vele mensen alleen maar bereiken via mensen die in zijn naam herder willen zijn. Jezus verzucht toen en ook nu: βde oogst is groot maar arbeiders zijn er weinig.β Er zijn in de maatschappij toen en nu talloze, ontelbare mensen die verloren lopen, die God niet vinden omdat niemand ze de weg wijst. Hij roept dan eerste 12 apostelen. Zij ontvangen de macht de bevrijden van de macht van het kwade. Ze worden hier nog alleen uitgezonden onder de joden maar later bij zijn hemelvaart zal Hij ze uitzenden tot aan de uiteinden der aarde. God roept alle mensen zich los te maken van het kwaad, van een al te grote gehechtheid aan de wereld en Christus te volgen als de goede Herder. Die roepstem kan alleen gehoord worden als er herders zijn, die de roepstem van Jezus horen, om Hem als zijn medewerker te volgen zoals de 12 in het begin.
Ook nu is de oogst groot β velen leven zonder God en zijn ten diepste niet gelukkig. Maar arbeiders, priesters en missionarissen zijn er weinig. Laten we daarom bidden tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt. Amen.