bij: 2 Kon. 4, 8-11.14-16a en Rom. 6, 3-4. 8-11 en Mt. 10 37-42
Gastvrijheid staat in het Oosten en dus ook in Bijbel hoog aangeschreven. Maar toch gaat het in de eerste lezing en op het eind van het evangelie van deze zondag om meer dan simpele gastvrijheid. Elisa wordt door de Sunamitische vrouw zo gastvrij gehuisvest, omdat Hij een man Gods was. De gastvrijheid aan Elisa bewezen is zo een daad van gastvrijheid en liefde tegenover God zelf. Dat wordt onderstreept door het evangelie: “wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.” Ook hier wordt de beloning gegarandeerd aan iemand die iets goeds doet aan iemand die een leerling van Jezus is: het is dan een daad van gastvrijheid en liefde tegenover Jezus zelf. Elders in het evangelie zegt Jezus in het algemeen: “al wat gij aan de minsten der mijnen gedaan heb, hebt gij aan Mij gedaan”. Daar zegt Hij: zelfs wat je zonder aan Jezus te denken aan de armen doet, doe je feitelijk aan Hem, zonder dat je er erg in hebt. Hier is het meer bewust: de Sunamitische bewijst eer aan Elisa omdat hij een man Gods is; die een beker water geeft doet het omdat het een leerling van Jezus is die dorst heeft. Daarmee zegt de Schrift: eerbied en liefde voor mensen die nauw met God, met Jezus verbonden zijn wordt beschouwd als eerbied en liefde jegens God, jegens Jezus. Dat wordt beloond.
God moet immers altijd in het middelpunt staan, ook in de omgang met je medemensen. En dan staat er keihard aan het begin van het evangelie van vandaag: “wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij is Mij niet waardig.” Betekent dat dat Jezus je zou dwingen in bepaalde omstandigheden op te houden van je vader of moeder, of van je zoon of dochter te houden? Nee, dat betekent het niet. Kinderen moeten onder alle omstandigheden van hun ouders blijven houden en ouders van hun kinderen. Dat staat buiten kijf. Maar liefde is niet zomaar een gevoel, een emotie. Echte liefde is altijd de bezorgdheid en de inzet voor het echte geluk van de ander. Het zal duidelijk zijn dat een ouder die zijn kind volstopt met van alles en nog wat en het altijd geeft wat het vraagt, wel kan denken dat hij van zijn kind houdt, maar dat feitelijk niet doet, omdat het waarschijnlijk niet het uiteindelijke geluk van het kind maar het eigen welbevinden op korte termijn en dat van het kind op het oog heeft. Wie op die manier van zijn kind houdt, zegt Jezus is Mij niet waardig. Immers het houden van je kinderen, het houden van je ouders moet voor een christen genormeerd worden door Christus. De liefde tot Hem moet de liefde tot de naaste bepalen. Te vaak laten we ons leiden door natuurlijke emoties en noemen dat liefde. Van nature en we zien het in de dierenwereld ook heeft de ouder de neiging zijn kind altijd in bescherming te nemen. Dat doet een kloek met haar kuikens, een leeuw met haar welp. Maar mensen hebben verstand en een normbesef gekregen om dat beschermingsmechanisme voor het welzijn van het kind te regelen. Als ouders zich keren tegen een onderwijzer omdat hij op school hun kind zogenaamd onrechtvaardig straf heeft gegeven of tegen buren die het een uitbrander hebben gegeven omdat het kind iets verkeerds heeft gedaan met de opmerking “ons Johnnieke doet zoiets niet, dan is dat apenliefde, zijn dat ongecontroleerde natuurlijke emoties. Wat Jezus hier zegt is: als je je in de liefde tot je ouders, tot je kinderen alleen laat bepalen door natuurlijke emoties zonder daar bij je gevoelens te laten leiden door de liefde voor Christus, de liefde voor God, door de normen van hun liefde, dan ben je niet waard christen genoemd te worden.
Wij zijn immers gedoopt, staat er in tweede lezing, wij hebben de oude mens met zijn zonde, met zijn apenliefde afgelegd. Die is sacramenteel in het doopwater gestorven en wij zijn met Christus verrezen. Daarom moeten we onszelf beschouwen en gedragen als dood voor de zonde en levende voor God in Christus Jezus. Amen.