Hoe komen wij met God in contact, medechristenen? Hoe leren wij de wil van God kennen? Hoe komen wij erachter welke de weg naar het geluk is die wij moeten bewandelen? Allereerst, denk ik, door wat ons met de schepping meegegeven is. We hebben allemaal een ingeboren religieus besef, een op God gericht staan. Een weten dat we zonder God niet kunnen. En tegelijk is ons een zedelijk besef van goed en kwaad in geschapen. Ieder mens heeft op een of andere manier dat besef. Maar daarmee zijn we er nog lange niet. Doordat ons bestaan vaak ongeordend is, gebroken, door zonde en egoïsme aangetast, kan het besef dat de mens van God heeft vervormd zijn, niet zuiver, kan God teveel neergehaald worden naar het menselijke niveau. Kunnen er allerlei verkeerde beelden zijn van God. Je moet dus heel voorzichtig zijn met te zeggen uit eigen kracht, of uit eigen menselijke overwegingen: zo zal God wel zijn. Waarschijnlijk heb je dan in je eigen gedachten een afgodje gemaakt naar je eigen beeld en gelijkenis. Hetzelfde geldt rond goed en kwaad: ook het besef rond goed en kwaad is aangetast door de zonde, door gebrekkigheid. Hoewel het mogelijk is met je natuurlijk verstand goed en kwaad te kennen, is het wel heel moeilijk, omdat je heel vaak door de omstandigheden waarin je leeft, door een gebrekkige opvoeding, een tolerante maatschappij, die steeds weer uitroept ‘alles moet kunnen’, heel gemakkelijk op het verkeerde been wordt gezet.
De mens kan daarom niet zonder echte profeten. En profeten zijn dan mensen, die zo vol zijn van Gods Geest, dat ze namens Hem spreken. Het Joodse volk erkende Mozes als een dergelijke profeet. Mozes ging vertrouwelijk met God om. Hij ontmoette God in de brandende braamstruik, en later op de berg Sinaï. Hij was zo dicht bij God, dat een beetje van de glans van God zelf op het gelaat van Mozes lag, zodanig, dat hij zijn gezicht moest bedekken, omdat de gewone mensen die glans niet konden verdragen. Die grote Mozes, die had Israël geleerd wie hun God werkelijk was: Jahweh, Ik-ben-die-bij-jullie-ben. Hij leerde hen dat ieder beeld dat ze van God maakte een aanfluiting van God was: dat Hij de almachtige, de eeuwige was, die zorg voor hen had, maar die hen ook strafte als ze ongehoorzaam waren, hen vergaf als ze berouw hadden. Zo openbaarde Mozes God. Luisteren naar Mozes bracht hen verder in de kennis van God. Luisteren naar de 10 geboden, en de verdere voorschriften maakte hen duidelijk wat in Gods ogen goed en kwaad was.
De grote Mozes kondigt aan, dat er te midden van het volk een nog grotere profeet dan hij zal opstaan, een tweede Mozes, die nog duidelijker zou openbaren wie God is en wat de wil van God is. Wie niet naar die profeet luistert, aan Hem zal God zelf rekenschap vragen. Die tweede Mozes ontmoeten we in het evangelie. Hij onderricht met gezag en onderstreept dat door de Godvijandige macht, een onreine geest, uit te drijven.
Willen wij God kennen, willen we weten wat God van ons wil, dan moeten we heel secuur eerst naar Mozes en tenslotte naar Jezus luisteren. In Hem met name, die vol is van de Geest, die één is met God horen we wie God is en wat God van ons wil.
Luisteren is voor alle mensen moeilijk, maar zeker voor de moderne mens, die zichzelf zo ontwikkeld en verstandig vindt. Die van alles op zich hoort af komen en de neiging heeft, zelf maar een keuze te maken, zoals hij het zelf het beste vindt. Dat komt ook nogal eens onder christenen voor. Ze willen bij Jezus horen, maar luisteren maar half. Ze verdiepen zich weinig in het woord van Jezus, maar hebben wel gauw een mening klaar en plakken daar Jezus op. Ik weet zeker, dat Jezus dat zo zou willen, zeggen ze dan, of dat Jezus het niet zou afkeuren. Ze zeggen dat met name, als ze niet echt naar de kerk willen luisteren en hun zienswijze over geloof of moraal tegenover de kerk willen rechtvaardigen. Ik vind, dat je zondags niet altijd naar de kerk of te gaan; ik vind dat samenwonen een goede voorbereiding op het huwelijk is; ik vind dat euthanasie of abortus in uitzonderlijke gevallen toch wel mogen. Ik weet zeker dat God dat goed vindt. Hebben ze dan echt naar Jezus, of alleen maar naar de televisie, hun omgeving of hun eigen gemak geluisterd?
Ik weet zeker, dat Jezus gezegd heeft tegen zijn apostelen: wie u hoort, hoort mij; wier zonden gij vergeeft, hun zullen ze vergeven zijn; wier zonden gij niet vergeeft, hun zullen ze niet vergeven zijn. Jezus vertrouwt zijn profetische taak, zijn spreken namens God toe aan zijn Kerk. Wie naar de profeten, naar hen die rechtens namens God spreken, niet luistert, zal door God ter verantwoording worden geroepen.
Luisteren, dat vraagt een zekere nederigheid, dat vraagt geloof. Profeten, Jezus en ook de Kerk zeggen dit alles voor onze bestwil, niet om onze vrijheid aan banden te leggen: het gaat hen om de waarheid en om onverdeelde toewijding aan God. Want daarin en daarin alleen is ons geluk gelegen. Amen.